Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Op welke plek ga je staan en bij welk groepje? Het schoolplein jaagt sommige ouders de stuipen op het lijf.
Het is bijna Pasen en de kinderen hebben een ‘voorjaarsdiner’ in de klas. Voor de ouders is er ‘een gezellige samenkomst op het plein’. Ex en ik appen in de aanloop ernaartoe druk heen en weer.
“Het is jouw dag. Ga jij maar.”
“Maar de kinderen willen zo graag dat we allebei komen.”
“We kunnen ook allebei niet komen?”
“Is dat niet zielig voor de kinderen?”
“Wat moeten we daar dan doen?”
“Hotdogs eten.”
“We eten niet eens vlees.”
“Er is ook aardappelsalade.”
“Met vlees?”
“Vermoedelijk.”
Het is niet het vlees dat het struikelblok is natuurlijk. Het is het sociale mijnenveld van het schoolplein dat ons allebei doodsangst aanjaagt. Waar ga je staan en met wie? Wat kun je wel en niet zeggen? En wie is in godsnaam de ouder van welk kind? Elke keer als ik op het schoolplein aankom en mijn eigen kinderen herken in die chaos van rennende en spelende kinderen en ouders, is voor mij al een kleine overwinning, dus vraag me alsjeblieft niet wie er verder nog bij wie hoort.
De schoolpleinjungle. De eerste week vond ik het nog enger dan mijn kind. En natuurlijk ging er van alles mis. Om te beginnen kwam ik de eerste dag veel te vroeg toen ik hem ophaalde. Zaten mijn zenuwen en ik gewoon nog twintig minuten in de auto te wachten. Om mezelf af te leiden zat ik een beetje met mijn telefoon te spelen, wat uiteindelijk zo goed afleidde dat ik nog bijna te laat kwam ook. Ik struikelde de auto uit en ging voor de voordeur tussen de andere ouders staan. Mijn blik hield ik stoïcijns gericht op mijn telefoon. Toen de bel ging stroomden er kinderen naar buiten. De stroom uit de school veranderde langzaam in druppels en terwijl de meeste ouders om me heen al met kind en al vertrokken, stond ik nog steeds alleen. In toenemende paniek.
Opeens zag ik andere kindertjes uit zijn klas. Ze kwamen van om de hoek. Shit. Het ophalen der kleuters gaat niet via de voordeur, maar via het achterplein. Ik heb dus een kwartier voor niks voor de school gestaan en tegelijkertijd heeft mijn zoon een kwartier bij juf op mij staan wachten. Geen beste beurt voor de eerste dag. De wandeling om de school heen voelde als een walk of shame. Gelukkig waren zowel juf als kind niet boos of bezorgd. “Mijn mama is soms een beetje dom”, zei mijn zoon vrolijk tegen de juf. En daarmee was de kous af.
Vanaf die dag gaat het beter. Ik ben elke dag min of meer op tijd en ook met brengen gaat het goed. De meeste dagen heb ik beide ogen opgemaakt en vooralsnog ben ik nog nooit in pyjama gekomen. Ook vergeet ik zelden de broodtrommel mee te geven en dat woensdag fruitdag is.
Na schooltijd sta ik op een vaste plek onder een boom te wachten en te doen alsof ik allerlei belangrijke zaken moet regelen op mijn mobieltje. Dat geeft mij meteen de kans de andere ouders te observeren. Ze staan in groepjes, net als toen we allemaal nog kinderen op zo’n zelfde schoolplein waren. Dat ik stiekem sta te bedenken hoe graag ik zelf ook bij zo’n groepje zou horen, ziet gelukkig niemand.
Prominent in het midden van het plein staan de hulpouders. Meestal zijn dat moeders die allemaal in de medezeggenschapsraad zitten, elke knutselochtend klaarstaan om mee te helpen, speltkoeken bakken, schoolreisjes begeleiden, de meest ingewikkelde traktaties meegeven voor verjaardagen (grappig én gezond), alle kinderen kennen en de meeste ouders ook nog. Vrouwen die eerder naar school komen om nog even met elkaar bij te praten. Vrouwen die, als hun kind al een ruim uur in de klas zit, nog steeds met elkaar staan te praten voor de school. (Dat weet ik doordat ik ze zag staan toen ik weer eens een vergeten broodtrommel na kwam brengen.)
Het klimrek is de vaste plek van de tienermoeders. Dit is een groepje dat herkenbaar is aan trainingsbroeken, sigaretten, panterprint, scooters en klagen over de inmiddels uit beeld geraakte vaders van hun kinderen. Bijna allemaal hebben ze een baby of een klein hondje bij zich. Geen van hen is ouder dan 24.
Daarnaast zijn er de sportieve ouders. De vaders die in de nieuwste Adidas-trainingsbroek en met warrig reclamebureaumannenhaar een balletje met elkaar trappen in afwachting van hun kind. En dan heb je de ouders die in hardloopoutfit hun kind naar school brengen. Waarom is dat? Alsof je het zo druk hebt dat je je niet even na half negen in je outfit kunt hijsen. Ik verdenk ze er altijd van dat ze het doen om moeders als ik op hun luie, onsportieve lijf te wijzen. ‘Kijk, ik ga zo lekker hardlopen! Wat ga jij doen?’ Ik ga op weg naar mijn werk met mijn dikke kont een extra grote latte macchiato met siroop halen. Nou en?
Bij het hek staan de zakenouders. De ouders die in pak of mantelpak constant druk staan te telefoneren. Zij hebben eigenlijk helemaal geen tijd voor onzin als hun kind ophalen, maar het moet, dus daarom staan ze bij het hek. Kunnen ze zo snel mogelijk weer weg en door.
Sinds kort is er een extra groepje bijgekomen. De ouders die het ook allemaal niet zo erg goed weten. Ouders die elkaars wanhopige blik vangen als blijkt dat er een leeg melkpak/ twee euro voor de lief en leed/een knuffelbeest mee naar school genomen had moeten worden. Die eigenlijk altijd alleen stonden, maar nu langzaamaan elkaar, door middel van die wanhopige blikken die steeds vaker gesprekjes werden, gevonden hebben. Ouders ook die liever praten over bier of de hel die zwemles heet dan die nieuwe outlet met kinderkleertjes. Kortom: mijn soort mensen. Ik dacht dat ik voor altijd in mijn eentje onder die boom zou blijven staan, maar stiekem is het best fijn ook een groepje te hebben.
En hoe graag ik me ook bij mijn groepje zou willen houden, contact met andere ouders is onvermijdelijk. Zodra je kind af wil spreken met een ander kind, moet je opeens wel met ze praten. En mijn kinderen zijn dol op afspreken. Liefst elke keer weer met een ander kind. En daar horen ouders bij.
Zo maakte ik kennis met de moeder van Fee. Een van de prominenten uit het hulpoudergroepje. Die mij na mijn compliment over de verschrikkelijk leuke paasknutsels die ze die middag met mijn kind en het hare gemaakt had, opbiechtte dat ze ook liever de hele middag Suits had gekeken, maar dat haar haar kind daar zo vervelend van wordt.
Ik raakte in gesprek met de moeder van Jeffrey; ze is een van de tienermoeders. Zij zag tijdens het begeleiden van de overblijf dingen in mijn kind die ik zelf nog niet had gezien, maar waar ze wel gelijk in had. Eigenlijk heel fijn om iemand te hebben die me daar een goede tip over gaf.
Ook de vader van Veerle bleek stiekem heel leuk. Hij handelt zijn laatste zakelijke telefoontjes nog snel op het schoolplein af zodat hij daarna met zijn dochter kan schatzoeken in het park.
Zijn er bij ons op het schoolplein dan helemaal geen stomme ouders? Natuurlijk wel. Onaardige, domme, vervelende mensen vind je overal, dus ook bij ons op school. Maar ze herkennen aan het groepje waar ze bij staan, dat blijkt toch niet te kunnen.
Hoe het trouwens afliep met het voorjaarsdiner? We gingen. Er was aardappelsalade in de gymzaal en een partytent met aspergesoep buiten. En heel veel ouders. Ex en ik klampten ons als angstige drenkelingen aan elkaar vast. Steeds als er een ouder verwachtingsvol onze kant op keek, deden wij alsof we in een geanimeerd gesprek verwikkeld waren.
En na verloop van tijd was dat ook zo. In de rij voor de aspergesoep (“Nog even jongens, het waait nogal, dus het gaspitje waait steeds uit, maar als ik hem aan heb, is de soep zo warm.”) spraken we voor het eerst over het leven zonder elkaar. Over genieten van alleen wonen (ik). Over weer verliefd en mogelijk samenwonen (hij). En terwijl de rij gezamenlijk meeleefde met de gaspit voor de aspergesoep (“Ja? Ja? Ja! Hij is aan! O, wacht, nee. Nu is-ie toch weer uit.”) maakten we grapjes met elkaar (bijvoorbeeld toen een zangeresje van een jaar of twintig in een sexy bunnypakje – vast een paasreferentie – het podium beklom) en complimenteerden we elkaar met ons eerste succesvolle jaar als co-ouders.
Achter ons werd de aardappelsalade afgevoerd (“Ja, nee, ik weet ook niet, maar hij ruikt niet goed meer hoor. Dit moeten de mensen niet eten.”), voor ons zochten twee moeders ruzie (“Zo is Jamie niet. Ik weet zeker dat jouw kind dat zelf heeft uitgelokt.”) Ons deed het niks. We spraken weliswaar geen andere ouder, maar we hadden een topavond.
Dit jaar is er weer een paasbijeenkomst op het schoolplein. Ex kan niet, maar ik ga. En ik heb er zin in. Want ik heb mijn eigen, fijne groepje van toffe ouders om bij te staan. En als die er niet zijn? Dan sluit ik toch gewoon ergens anders aan? Gezellig wordt het sowieso.
Dit artikel staat in Kek Mama 03-2016.
Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >