Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Anna (41) heeft een slim, gevoelig kind, maar op school vinden ze hem vooral lastig. “Nee, hij is niet autistisch. Nee, hij heeft geen Gilles de la Tourette. Mijn zoon is gewoon anders.”
“Het was op een verjaardag van een collega. Ik had mijn zoon zijn mooiste kleren aangetrokken en zie hem nog waggelen in zijn spijkerbroekje met een wit T-shirtje, een beige geblokt spencertje en witte Adidas-schoenen. Anderhalf jaar was hij en ik was verliefd op hem, op zijn blonde haren, de krullen die zijn gezicht omlijstten. Hij was niet te houden, bleef geen moment op zijn stoel zitten, ik verontschuldigde me bij de jarige toen hij al haar kastjes begon open te trekken, de nootjes omgooide en de koffie.
Die dag in 2007 realiseerde ik me voor het eerst dat hij anders was. Nieuwsgierig en ondernemend, maar ook extreem onbehouwen, ongecontroleerd. Het was of de aanwezigheid van vrienden en kennissen mij toen pas met andere ogen deden kijken naar mijn kind. Ik was verliefd op mijn eerstgeborene, wij deelden meer dan de navelstreng waaraan hij had vastgezeten. Ik begreep zijn nieuwsgierigheid, maar zag dat ik de enige was.
Mijn moeder zei, toen hij een keer de vriezer open had gemaakt en alle biefstuk was ontdooid: ‘Je moet dat kind wat harder aanpakken, corrigeer hem toch eens.’ Maar dat deed ik, alleen hij luisterde nooit. Anderen hoorden mijn woorden niet, ze merkten alleen op dat ze geen effect hadden. Op het kinderdagverblijf waar ik zelf ook werk kreeg hij altijd de schuld als er weer een deur openstond. Hij was al een halfjaar van de crèche toen iemand een blokje vond in de vissenkom, en met een pijnlijk soort automatisme zei: ‘Oh, dat heeft Simon natuurlijk gedaan.’
Ik dacht: straks, als hij ouder wordt, zal het beter gaan. Als hij op school zit en te maken krijgt met structuur, zal hij zich vanzelf aangepaster gaan gedragen. Maar zijn afwijkende gedrag begon juist steeds meer op te vallen. Ook toen hij al in groep vier zat, kon hij zomaar ineens uit het klaslokaal verdwijnen. Dan ging hij de aula binnen waar hij zich verstopte onder een tafel, soms met zijn sokken uit omdat hij het warm had. Ik vond hem aandoenlijk en puur. Hij was nu eenmaal een jongetje dat alles om zich heen in zich opzoog en voor wie alle drukte in het lokaal soms ineens te veel kon worden. Dan zocht hij een uitweg, om tot rust te komen. Maar op school zagen ze alleen het irritante gedrag van dat kind dat steeds zoek was.
Ik schaamde me. Want ja, bij mij liep hij ook vaak weg. Een keer heb ik tijdens een warme Koninginnedag een kwartier naar hem lopen zoeken, volledig in paniek. Er was een vijver op de plek waar die dag de vrijmarkt werd gehouden. Als een dolle liep ik rond tussen al die vrolijke mensen, bij dat angstaanjagende water. Tot ik hem ontdekte, spelend met madeliefjes in het gras. Ik huilde, verbijsterd, gelukkig en verdrietig.
De diagnose kwam van de orthopedagoog nadat de alarmsignalen van school steeds luider werden. Een vel waarop hij stickers mocht plakken als het hem lukte in de kring te blijven zitten, had hij links laten liggen. Iedere poging hem in het klasregime te krijgen was mislukt. Hij was stiervervelend, vond de meester. Dat hij wel wilde, maar niet kon, wilde niemand zien. Op een dag zat ik op de bank en bekeek oude foto’s, en schrok hoe hij veranderd was. De uitdrukking op zijn gezicht was na acht jaar niet langer vrolijk en onbevangen maar verslagen en mat. Zijn hoofd zat diep weggedrukt tussen zijn schouders. Een flinke concentratiestoornis was het eerste wat ze ontdekten. Later veranderde dat in ADHD in combinatie met een hogere begaafdheid: het ontbrak hem aan de concentratie om wat hij zag en voelde te uiten. Hij wist alles van farao’s, maar dat je de poppenhoek moet opruimen als je erin gespeeld hebt, dat je niet zomaar kunt opstaan als het je ergens niet bevalt, was hem niet duidelijk te maken.
De oordelen van anderen maakten zijn leven loodzwaar. Het is soms of kinderen geen kinderen meer kunnen zijn. Altijd is er die buitenwereld die van alles vindt. Op mijn kinderdagverblijf hoor ik moeders aan andere moeders vragen: ‘Loopt die van jou nog niet?’ Op observatieformulieren wordt ingevuld: ‘Kan nog niet tot tien tellen.’ Nou én, dat hoeft pas in groep één! Wat Simon betreft: nee, hij is niet autistisch, nee, hij heeft geen Gilles de la Tourette. Waarom is er geen ruimte voor een kind als het mijne dat er af en toe naar verlangt om alleen te zijn en daarbij hummend een liedje te zingen?
In 2012 gaf ik de strijd op. Hoewel ik aanvankelijk tegen medicatie was,begon ik in te zien dat ik hem daarmee iets ontzegde. Niet alleen de meester, ook hijzelf was wanhopig. Hij begon met methylfenidaat en concerta, maar het effect was niet afdoende. Er was meer aan de hand. Hij was een ‘beelddenker’ en bleek moeite te hebben met tafels en andere opdrachten waarvoor je moet kunnen automatiseren. Vorig jaar hoorden we dat hij zou worden teruggeplaatst van groep 5 naar groep 4, en werd ons verzocht een plek te zoeken in het speciaal onderwijs. Toen ik dat hoorde ben ik naar zijn kamer gelopen en hebben Simon en ik samen op zijn bed gehuild. Die andere plek is intussen gevonden: een school waar zelfs de manier waarop de onderwijzers door de gangen lopen rust en tolerantie uitstraalt. Na de zomer begint hij. Ik ben opgelucht, maar ook verdrietig. Nu moet ik wel toegeven wat ik zo lang heb proberen te verdringen: Simon is echt anders. Volgend schooljaar wordt hij dagelijks met een busje opgehaald.”