Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Chantal (30) kon geen seconde van haar zwangerschap genieten. ‘Het is of er iets in mij gebroken is. Of er iets is stukgegaan dat niet meer valt te repareren.’
“Ik ben nooit meer onbezorgd, ben voor alles bang en zie overal gevaar. Die ene keer dat ik mijn schoonmoeder vroeg op te passen, was ik na twee uur alweer thuis. Ons tweede kind kreeg rond zijn tweede verjaardag kanker. Een kiemceltumor met een uitzaaiing naar de longen. Vijf jaar lang leefde ik met de vrees dat het terug zou komen en ook al is hij tot op de dag van vandaag schoon, de angst verdween niet. Nooit zal ik die martelende twee weken vergeten die we moesten wachten tot we die uitslag kregen dat het de milde variant betrof. Eigenlijk hadden we graag een derde kind gekregen, maar toen dit gebeurde durfde ik niet meer.
En toen werd mijn schoonzusje José zwanger. Ik herinner me hoe we een paar dagen voor haar bevalling met zijn allen aan het barbecueën waren. We kletsten, zoals dat gaat op feestjes. Onbezorgd wat betreft de komst van het nieuwe kind. José zei dat ze iets minder leven voelde, maar dat vonden we logisch. Het kind kon geen kant meer op in haar buik, dachten we. De volgende dag werd mijn schoonzus door de vroedvrouw doorverwezen naar het ziekenhuis. De artsen brachten haar met spoed naar de operatiekamer. Op de monitor zagen ze dat haar kind niet meer leefde. Niemand van ons kon het geloven. We zijn zo’n hechte familie, nog kort ervoor hadden we al die ellende gehad met mijn zoon. En hoewel hij het allemaal had overleefd, besefte ik nu opnieuw wat er allemaal mis kan gaan met kinderen. Achteraf bleek dat mijn zoon al ziek was in de baarmoeder. Wat was de reden dat dit kindje was gestorven?
Al mijn zorg en aandacht ging uit naar mijn zwager en schoonzus. En tegelijk wist ik dat ik nu een derde kind helemaal niet meer geboren durfde laten worden. Tijdens de zwangerschap van mijn schoonzus waren mijn man en ik er voorzichtig weer over begonnen. Hoe leuk zou het zijn als onze derde kon opgroeien met hun baby, en we spraken af het toch te proberen zodra dit kindje was geboren. Maar nu deze ramp zich had voltrokken, zouden we het bij twee kinderen laten. Ik wilde helemaal niet meer zwanger worden. Nadat de overleden baby was geboren, gingen mijn man en ik er meteen naartoe. Ik moest iets overwinnen toen ik de kamerdeur opende, maar eenmaal binnen zag ik een heel mooi meisje. Ze hadden haar mooi aangekleed en ik herkende familietrekken in haar gezichtje. Ze had het neusje van mama en de handjes van papa. Dwars door het verdriet van de ouders zag ik ook hun trots en de wens goed voor hun dochter te zorgen. Ook al leefde ze niet en zou ze maar zeven dagen bij hen zijn, het was een kind dat ze maar wat graag wilden laten zien.
Enkele weken later voelde ik me niet lekker. Moe en landerig. ‘Wat is er met je?’, vroeg mijn man. ‘Ik weet het niet, ik moet geloof ik ongesteld worden’, antwoordde ik. Omdat we aan natuurlijke geboortebeperking deden, had ik altijd zwangerschapstesten in huis. Toen ik merkte dat ik ineens geen koffie kon verdragen, besloot ik die avond een test te doen. Ik was er net mee bezig toen mijn man de badkamer in kwam en de twee streepjes roze kleurden. ‘Ben je echt zwanger? Echt?’, vroeg hij. We waren blij, maar zeiden tegelijk: ‘En José en Nick nou?’ Ik heb het hun als eersten verteld. Zij moest huilen. Haar man zweeg, kreeg een rood hoofd en tranen in zijn ogen. Ik sprak de hoop uit dat er niets tussen ons zou veranderen nu ik zwanger was en José wenste me het allerbeste. De zwangerschap ging goed, maar toch werd ik banger en banger dat er iets mis zou gaan met het kind in mijn buik. Mijn angst viel totaal niet meer binnen de grenzen van het normale. Het ging mij beheersen, dag en nacht.
Niemand wist waaraan het kind van mijn schoonzus gestorven was. Was er misschien een verband met de kanker van onze zoon? Was het niet de goden verzoeken om toch een derde kind te krijgen? De eerste twintig weken was ik bang voor een miskraam, maar daarna werd mijn angst niet minder. Ik probeerde me niet te hechten aan het kind, dan zou ik haar niet missen als het fout zou gaan. Als ik geen babyspulletjes in huis zou halen, was er nog niet echt een baby. Ook mijn twee oudsten wisten dat het fout kon gaan en vroegen de hele zwangerschap door: ‘Leeft de baby nog?’
Op een dag lunchte ik met een vriendin in de stad. De kip voor mijn broodje haalden ze uit een schaal die ze eerder die ochtend hadden gevuld. Ik stond erop dat ze mijn kip vers afsneden – zo vervuld van paniek was ik. Ik kreeg last van eczeem, psoriasis. Als ik erover sprak met vriendinnen, zei iedereen dat het goed zou komen. Niemand die zich echt kon verplaatsen in mijn zorgen. Ik probeerde me te vermannen. Speelde veel piano. Dat waren de enige momenten dat ik alles even kom vergeten. Ik luisterde veel naar Bløf – vooral naar het nummer Hier, dat gaat over sterker worden. Hier ben ik veilig, hier ben ik sterk. Hier ben ik heilig, dit is mijn kerk. Dit is mijn haven, hier leg ik aan. Hier kan ik slapen, hier moet ik staan.
In de 35ste week kocht ik pas een geboortepakje. Iedere avond ging ik heel vroeg naar bed, dan was er tenminste weer een dag voorbij. En steeds voelde ik of het meisje in mijn buik nog wel bewoog. Onze dochter werd geboren met een keizersnede. Op het moment dat ze op mijn buik lag, kon ik alleen maar heel hard huilen. Ze leefde en ze was gezond. Telkens opnieuw herhaalde ik dezelfde woorden: je bent van mij, je bent van mij. Alsof ik toen voor het eerst mijn onmetelijke liefde voor haar de vrije loop durfde te laten. Mijn schoonzus was de eerste die ik op kraamvisite vroeg. Zij huilde met me mee. Ze was op dat moment net opnieuw zwanger. Nu kunnen onze kinderen toch nog samen groot worden. Alleen die ellendige bezorgdheid, die is na twee jaar nog niet weg. Ik voel een voortdurende onveiligheid. Ik heb te veel gezien om die te laten slijten.”
Dit artikel staat in Kek Mama 08-2016