Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Sinds haar zoon zo ziek is geweest, is Doortje (27) haar onbevangenheid kwijt. ''Ik zou zo graag weer gewoon blij willen zijn, net als vroeger.''
“Onze zoon was een droombaby. Ik stopte met de pil en drie maanden later was ik zwanger. Ook de bevalling ging voorbeeldig. Na twee uur mochten we ons jongetje al mee naar huis nemen, waar hij van begin af aan sliep als een os. Maar toen hij bijna een jaar was, werd hij ziek. Hij gaf over en had last van diarree. Als ik ’s ochtends zijn kamer inkwam, waren zijn kleertjes en zijn lakens doorweekt en de hele verdere dag huilde hij en gaf over. Ik dacht: een virusje, dat trekt wel weer bij. Drie dagen later, mijn man was naar de sportschool, spuugde hij op de commode weer alles onder. Ik kon wel huilen. Zijn hele kamertje was een grote zooi. Snel ruimde ik de ergste troep op, verschoonde mijn kind en nam hem bij me in bed. De dagen erop leek het alweer zo goed te gaan dat ik hem zelfs naar de crèche kon brengen. De huisarts vroeg: ‘Is hij uitgedroogd?’ Nee, antwoordde ik. Hij drinkt en eet goed en is gezellig, niet apathisch.
Een paar weken later was het Pasen. We aten met vrienden en opnieuw spuugde hij alles onder. Vanaf dat moment leek dat zijn nieuwe routine te worden: overdag ging het best, maar zodra dat maagje vol zat, kwam alles eruit. De huisarts schreef medicijnen voor tegen het overgeven, en op tweede paasdag zijn we nog gaan brunchen bij mijn tante. Intussen had ik zelf ook al wat verschijnselen van buikgriep en een dag later was mijn man ook ziek. Die avond gaf ik onze zoon gewoon een fles en een potje, maar toen ik hem naar bed bracht zag ik dat zijn buik veel dikker was geworden. Het leek wel een boeddhabuik, een ballon die te hard was opgeblazen. Dit kon niet goed zijn, het was of ik van het ene op het andere moment werd wakkergeschud. Hoezo een virusje, dan zwel je toch niet op? Mijn man zei dat we tot morgen moesten wachten, hij voelde zich niet lekker vanwege die buikgriep, logisch. Maar ik wilde niet wachten, ik wilde meteen naar het ziekenhuis.
Ik had een raar gevoel vanbinnen, een acute ongerustheid die vroeg om onmiddellijk handelen. Een gevoel dat je hebt als je iets moet doen wat je niet leuk vindt. Extreme nervositeit gepaard aan daadkracht. Mijn eigen buikgriep voelde ik niet meer. Een ongeruste moeder stelt kennelijk haar eigen behoeften uit. Ik had geen honger en geen dorst, ik was niet langer moe, spoorde mijn man aan met ons mee te gaan. Met een huilende baby kwamen we daar aan, de arts wierp een snelle blik op zijn dikke buik. Hij zag meteen de ernst van de situatie, legde hem niet eens eerst op de behandeltafel maar verwees ons meteen door naar de kinderafdeling op de tweede verdieping. Tot dat moment had ik nog gehoopt dat het wel mee zou vallen, dat de dokter geruststellende woorden zou spreken. Dat hij zou zeggen: ‘Dat heb ik wel vaker gezien, het komt goed.’ Maar hij was zo serieus, er kon geen glimlachje van af. Ik weet niet wat mij meer alarmeerde: dat strakke gezicht van de arts of het aanhoudende huilen van mijn kind. Ik herinner me hoe hij ter plekke opnieuw moest overgeven, bovenop mijn nieuwe Adidas-sneakers en later over de jas van mijn man Ik wilde meteen naar boven rennen, maar we moesten naamstickers laten maken, mijn man ijsbeerde met onze zoon in het wagentje en ik wachtte met tranen in mijn ogen op die verdomde stickers.
Toen we eindelijk op de kinderpoli waren, deed in de eerste kamer de computer het niet en in de tweede was het licht stuk. Ik kreeg mijn kind niet meer stil. Wat kon het zijn? Ik dacht aan meningitis. Mijn man troostte me en probeerde me te kalmeren, maar ik zag aan hem dat hij er ook niet gerust op was. De kinderarts vertelde wat ze ging doen. Er zou een buikecho en een röntgenfoto worden gemaakt, en de ontlasting moest op kweek. En hij ging onder een warmtelamp. Daarna zouden ze verder zien. We stopten de vieze jas in een vuilniszak en maakten de poli een beetje schoon. Het was duidelijk dat we alle drie besmettelijk waren, overal waar we kwamen moest het worden ontsmet. Op de echo zag ik dat zijn darmen nog werkten, en langzaam zag ik de arts ontspannen. Zij had gedacht aan een darmperforatie. Nu bleek dat zijn darmen extreem van slag waren door het rotavirus, dat in de meeste gevallen tamelijk ongevaarlijk is. Alles zou snel weer oké zijn, meenden de artsen. Zijn darmflora was volledig aangetast, hij kon niets meer verwerken. Maar dat laatste ontdekten we pas later. Want drie weken later kreeg hij opnieuw diarree. Weer spuugde hij alles uit. We waren toen al een maand met hem aan het tobben. Daarop zijn we naar een gespecialiseerd kinderziekenhuis gegaan waar ze al snel ontdekten wat er exact aan de hand was. In de darmen zit een stofje dat melk omzet in iets wat je kunt verteren, maar als de darmen ziek zijn, stoppen ze met het aanmaken van dat stofje. En ik was gewoon weer begonnen hem die fles te geven. Nu mag hij voorlopig alleen sojamelk, en geen fruit. Het gevaar lijkt bedwongen. Op den duur mag hij weer alles eten, als zijn darmen zijn hersteld.
Maar weet je wat het is? Mijn zoon is mijn eerste kind. Ik genoot me suf van hem, en ineens is die simpele vreugde weg. Ik ben veranderd in een schrikachtige moeder die ’s avonds niet eens durft te gaan sporten omdat ik bang ben dat er iets gebeurt als ik weg ben. Het is of hij doorgaat met herstellen en ik achterblijf in zijn ziekte. Ik kan die paniek die ik toen voelde maar niet naast me neerleggen. Hij hoeft maar iets bleker te zien en mijn hart begint te bonzen. En als ik hem ophaal van de crèche, wil ik altijd weten hoe zijn ontlasting eruitzag die dag. Dat vind ik nog het naarst van alles. Mijn zoon komt er wel bovenop. Maar hoe krijg ik mijn onbevangenheid terug? Misschien moet ik geduld hebben, maar ik zou zo graag weer gewoon blij met hem willen zijn, net als vroeger.”
Dit artikel staat in Kek Mama 04-2016