Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Toen haar zoon met een tegenvallende Citoscore thuiskwam, merkte Joan dat kinderen massaal bijles krijgen. Ook als ze acht zijn.
Het is hier in huis een dagelijks mantra tegen zoon Callum (8): je hoeft niet de beste te zijn, als je maar je best doet. Of dat nu op school is, tijdens de voetbaltraining of op de tekening voor opa en oma. Ik ga niet drie keer per week voor joker in de kou langs de kant van het voetbalveld staan en we klappen ook niet voor een paar krassen met ‘gefeliciteerd opa’ erboven.
Over zijn schoolprestaties ben ik altijd redelijk ambivalent geweest. In principe hecht ik weinig waarde aan rapportcijfers in de onder- en middenbouw. Schoolkeuzes zijn nog zo ver van ons bed en ik geloof heilig in het ‘als hij nou maar zijn best doet, komt het vast goed’. En dat doet hij. Hij is leergierig en gaat graag naar school. Het kind beschikt bovendien over een fotografisch geheugen. Hij hoort één keer iets (of het nu een songtekst is of de Duitse woordjes die zijn stiefzus in haar hoofd stampt) en een halfjaar later weet hij het nog exact. Dat lijkt me, als ploeterende ex-mavoleerlinge die pas na veel hoofdpijn en tussenstappen het hbo wist te halen, best een lekkere eigenschap.
Maar in groep 4 krijgen we ineens te maken met het fenomeen Citotoetsen en prijkt er voor rekenen een onvoldoende op zijn rapport met de mededeling: Callum scoort 20 procent onder het Citogemiddelde. Het verbaast me enorm. Stiekem had ik eigenlijk gedacht dat ik de nieuwe Einstein had gebaard, want Callum kende met zes jaar al bijna alle tafels uit zijn hoofd en is een ster in Yahtzeeën. Blijkbaar is die tafelgave niet genoeg, is hij minder slim dan ik denk of kampt hij met Citotoetsfaalangst. Ik heb geen idee. Ook niet over wat die -20 procent inhoudt. Is dit erg? Moeten we daar iets mee? Voor zijn gewone rekenwerk, beoordeeld door zijn juffen, krijgt hij wel voldoendes. Maar ja, Cito is bepalend voor zijn uiteindelijke schoolkeuze en weegt dus zwaarder.
Als ik op het schoolplein om me heen vraag, krijg ik meteen tips en adviezen van andere ouders hoe hem te helpen dat zwakke cijfer op te poetsen. Op Marktplaats kan ik oude toetsen vinden, er zijn speciale rekenapps en er schijnt een geweldige vwo-student te zijn die bijles geeft aan andere kinderen op school. Really? Bijles aan zevenjarigen?
Zo gek is dat niet, zo merk ik al snel. Wij blijken met z’n allen maar liefst 15 miljoen te besteden aan het zogenaamde ‘schaduwonderwijs’ van basisschoolkinderen. Het CBS publiceert jaarlijks een groot onderzoek over onderwijs. De meest recente cijfers tonen een enorme stijging in de uitgaven van bijles, huiswerkbegeleiding en Cito- en examentraining. Voor het basis-, voortgezet en middelbaar onderwijs samen is dat in totaal ruim 200 miljoen. De snelst groeiende groep is echter die van ouders met kinderen in het basisonderwijs. Daar waar wij in 1995 nog geen gulden uitgaven aan het bijspijkeren van ons kroost, is dat nu dus al 15 miljoen euro.
Daar hoor ik niet bij. Ik wil best een keer sommen of woordjes oefenen, maar ik vrees dat ik geen zin heb in die bijlesmarkt te duiken. Misschien door mijn eigen wiskundetrauma? Op de mavo heb ik járen wiskundebijles gehad, tot janken aan toe. Zonder enig resultaat. Ik snap nog steeds geen jota van staartdelingen en breuken.
Liever dan hem bij te sturen, laat ik mijn kind zelf maar een beetje zwemmen. Ik hoef geen streber. Ik wil dat Callum een beroep kiest waar zijn hart in zit, of dat nu met zijn hoofd of handen is. Of in zijn geval: zijn voeten, want voorlopig wil hij later profvoetballer worden. Maar maakt mij dat per definitie een luie of slechte ouder? En creëer ik daarmee bij voorbaat een zesjesmentaliteit?
Onderwijskundige Louise Elffers (40), is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam en lector aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze heeft een dochter van één en een baby-tweeling. Onlangs schreef ze het boek De Bijlesgeneratie, over een nieuw fenomeen.
“In het verleden was bijles iets wat je pas deed bij een enorme leerachterstand. Nu is bijles bijna een standaard onderdeel van de schoolloopbaan. Mits ouders het kunnen betalen lijkt het een vanzelfsprekende optie als het kind achterloopt op de klas of als je het niveau van het kind wil opkrikken. Ik noem de kinderen van nu dan ook de Bijlesgeneratie. Het niveau van het kind omhoog krijgen is nog steeds een reden, maar een veel belangrijker motief van ouders is ‘er alles voor willen doen’. Het kind heeft geen achterstand, maar is ook niet de allerbeste van de klas. Laten we het zekere voor het onzekere nemen en hem of haar voor belangrijke toetsen toch maar extra lessen geven, is de gedachte.”
In februari sprak minister van Onderwijs Arie Slob zich negatief uit over ouders die hun kinderen bijles geven. Die zouden veel te opgefokt reageren en hun kinderen niet moeten pushen richting havo of vwo, omdat een vmbo-advies ook prachtig is en we juist behoefte hebben aan jongeren met gouden handjes. Louise ergert zich aan zo’n uitspraak.
“Tot nu toe legden de ministers van Onderwijs steeds de bal bij de ouders. Maar dat vind ik te makkelijk. De druk in het onderwijs is véél groter dan toen de huidige generatie ouders zelf naar school ging. Toetsen deden er toen minder toe op de basisschool. We hebben tegenwoordig een leerlingvolgsysteem, waarin veel toetsmomenten zijn. Er zijn in de samenleving steeds meer hogeropgeleiden, er is veel meer concurrentie op de arbeidsmarkt en het vmbo is daardoor geen aanlokkelijk perspectief. Het is niet raar dat ouders daarop reageren. Uiteraard keur ik het af als ouders leraren bedreigen om een hoger schooladvies af te dwingen, maar je moet je wel afvragen waar zoiets vandaan komt.”
Lees ook
‘Mijn dochter (11) kan niet goed leren en moet waarschijnlijk naar het vmbo’ >
De angst voor het vmbo is voor Marijke (37), een moeder van Callums school, ook precies de reden dat ze haar dochter Pien (10) al sinds groep zeven naar de ‘geweldige-bijles-vwo-student’ stuurt. “We wonen hier in de stad vlakbij een ROC en als ik zie wat er op die school tussen loopt, die opgeschoten brommerjeugd en de lachgassnuivende tieners die op straat en rond winkels hangen, dan wil ik niet dat Pien daar straks ook naartoe gaat. Ik ben zelf ook geen studiebol, verder dan twee jaar kappersopleiding ben ik niet gekomen en ik weet dat de maatschappij hunkert naar goede vakmensen. Maar toch, als ik haar met een beetje hulp naar havo kan krijgen, graag.”
In haar boek laat Louise zien dat het vanwege ons onderwijssysteem ook niet gek is dat ouders steeds vaker naar bijlessen grijpen. “Wij meten kinderen steeds ten opzichte van elkaar. We kijken te weinig naar de capaciteiten van een individueel kind. In plaats van de vraag: is zijn intelligentie genoeg voor het vwo, is de graadmeter: behoort hij tot de beste 5 procent of de beste 20 procent? Dan mag het kind naar het vwo of naar de havo. Scoort hij onder het gemiddelde, dan is het automatisch een vmbo-kind.
Er zit een veel minder groot verschil tussen de niveaus van een vmbo’er en een vwo’er dan we vaak denken. Je ziet dat op basis van hun prestaties veel van de vmbo’ers zich prima kunnen meten met havisten en vwo’ers. Uit onderzoek blijkt dat als een kind met havo/vwo-advies naar het vwo gaat, hij daar vaak net zo goed slaagt als op de havo. Door ze van elkaar te scheiden en verschillend onderwijs te geven, wordt het school-advies een zichzelf waarmakende voorspelling.”
Na België en Duitsland is Nederland het vroegst selecterende land als het gaat om niveaus. Al in groep 8 wordt de selectie gehouden. Veel te vroeg, zo stelt Louise. “Kinderen ontwikkelen zich in wisselend tempo en zijn met twaalf jaar echt nog niet op de top van hun kunnen. Maar juist omdat in groep 8 al een bindend schooladvies klaar moet liggen, kijken scholen heel vroeg naar de toetsen die bepalend zijn voor dat advies. Vervolgens zit de hele schoolloopbaan van het kind op slot. Als je het voortgezet onderwijs veel flexibeler inricht, verminder je ook de druk op de basisschool.”
Die druk treedt meestal op zodra een kind overgaat naar de bovenbouw, van groep 5 naar 6. “Zodra de vrijheid-blijheid van de middenbouw voorbij is, voelen veel ouders een bepaalde druk. Zeker als hun kind lager scoort dan gemiddeld grijpen ouders sneller naar bijles. Ik snap dat wel. Vergelijk het met de wave in een vol stadion. Als iedereen opstaat en jij blijft als enige koppig op jouw stoeltje zitten, zie je niks meer. Als iedereen in de klas bijles heeft en jouw kind als enige niet, dan moet je wel heel stevig in je schoenen staan om te denken: mijn zoon of dochter heeft het niet nodig.”
Voor Anne (41) en Jasper (42) is bijles de manier om hun zoon Tijn (9) überhaupt mee te laten komen op school. “Tijn is typisch een kind van ‘het zit er wel in, maar het komt er niet uit’. Thuis wil hij alles weten van astronomie, van planeten en sterren. We gaan vaak naar musea en heeft hij grote interesse in de wereld om zich heen. Op school zit hij voor de lol. Zijn cijfers zijn daar ook naar: taal, dictee, rekenen en topo: het is magertjes. Zelf heb ik het idee dat de klassen te groot zijn. Met 32 leerlingen is er altijd wel één die door de uitleg kletst en daar heeft Tijn last van. Maar op deze manier stevent hij af op een laag schooladvies. Dat vinden we jammer, omdat we denken dat Tijn het vwo qua intelligentie prima aankan.”
Anne en Jasper schakelden daarom een gerenommeerd huiswerk-begeleidingsbureau in waar Tijn twee middagen in de week à 160 euro per maand wordt geholpen met zijn schoolwerk. “Die prijs is niet misselijk, maar we kunnen het gelukkig betalen. Daarnaast krijgt Tijn er Cito-, faalangst- en sociaal-emotionele training, zaken waar hij later ook profijt van heeft.”
Uit het CBS-onderzoek blijkt dat ouders de begeleiding van hun kind steeds vaker uitbesteden aan een organisatie zoals een bijlesinstituut of huiswerkbegeleidingsdienst.
Louise: “Als beide ouders werken is een huiswerkklas soms ook gewoon een vorm van kinderopvang. Met als groot voordeel dat als iedereen om zes uur aan tafel gaat, het huiswerk gedaan is en hierover geen strijd meer hoeft te worden gevoerd. Ouders betalen daar graag voor. Er wordt vaak gedacht dat ik als onderwijskundige tegen bijles ben. En gevraagd of mijn kinderen later wel bijles zouden mogen. Natúúrlijk mag dat. Alle ouders doen wat zij nodig achten om de kansen van hun kind te vergroten, daarin ben ik niet anders.
Ik vind alleen dat we erg moeten uitkijken dat we niet sommige Aziatische landen achterna gaan waar het standaard is dat kinderen massaal na school nog urenlang zitten te blokken uit angst – want het is voornamelijk angst – dat ze achter gaan lopen. Bijles is ook niet per definitie effectief. Worstelt het kind met een bepaald vak, dan kan het zeker lonen om de stof één op één te herhalen. Maar er zit een plafond aan. Van uren blokken word je echt niet intelligenter.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer Kek Mama? Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief >