Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Vroeger waren de stoute kinderen op de gang te vinden, tegenwoordig zitten de voorlopers er. Plusklasjes, drie-sterren-rekenen, estafettelezen: heel mooi bedacht allemaal, vindt Franke, maar zij ziet dat haar kind er vooral stress van krijgt.
Mokkend komt Puk (8) thuis. Ze wil niet meer op donderdagmiddag naar school, want dan is er ‘geen kont aan’ in de klas. De leuke kinderen zitten op dat moment gezellig met zijn allen op de gang. Zij wil dat ook. “Welke leuke kinderen?” vraag ik. “Nou gewoon,” snikt Puk, “Philippien, Mascha, Marloes, Victor, Lotte, Fenne, Klaas, Femke, Thijs, Sanne, Luna, Bo en Yara.” “Maar dat is zo ongeveer de helft van de klas!” roep ik uit. “Wat doen die daar met zijn allen?” “Zij zijn estafetteloper en ik niet”, blèrt ze inmiddels. “Ik wil ook een estafetteloper zijn.” Ik geef mijn dochter een knuffel en beloof haar dat ik zal uitzoeken wat er aan de hand is.
Juf legt het me allemaal geduldig uit. Estafettelopers zijn de kinderen die zo ver voorlopen met lezen, dat ze op de gang zelfstandig mogen lezen – in een soort ‘plusgroepje’. De rest van de klas leest op dat moment klassikaal een boek, waarbij iedereen om de beurt hardop moet voorlezen. Puk is nét niet goed genoeg om estafetteloper te zijn, maar als ze blijft doorgaan zoals ze nu doet, dan zou ze aan het eind van het schooljaar weleens een estafetteloper kunnen worden.
“Ze heeft een beetje pech”, zegt juf. “In dit jaar zitten er toevallig een heleboel erg goede lezers, normaal zijn dat er veel minder.” Ze weet dat Puk ermee zit en heeft haar proberen te troosten met het feit dat ze wél sinds kort drie-sterrenrekensommen mag maken – wat toch ook een hele eer is. Estafettelopen? Drie-sterrenrekenen? Ik had er geen idee van dat het allemaal zo belangrijk was voor mijn dochter.
Ik vertel Puk wat de juf heeft uitgelegd. Dat ze misschien over een paar maanden wél zover is. En dat ik het leuk voor haar vind dat ze het in zich heeft om estafetteloper te worden, maar dat het van mij echt niet zo nodig hoeft. Want ik zie er het voordeel niet van in.
Wat heeft ze eraan om op de gang met tien anderen haar eigen boek te lezen als ze ook les kan krijgen op dat moment, gewoon in de klas? Zelfstandig lezen kan ze thuis ook wel. Ik vraag haar naar het rekenen, omdat ik van de juf had begrepen dat dat iets is om trots op te zijn. “Ja,” zegt Puk, “extra moeilijke sommen die ik mag doen als ik mijn weektaak af heb. Samen met Marloes.” Marloes is het slimste meisje van de klas. Dat vindt ze gaaf, dat ze samen met Marloes die sommen mag maken.
Over de sommen zélf krijg ik niets te horen, alleen over het feit dat Marloes het werkje altijd sneller af heeft dan zij. Maar gingen die extra sommen niet om het stimuleren van het kind, in plaats van wie wat doet in de klas? Is Puk niet een beetje overdreven bezig met waar zij staat ten opzichte van de anderen? Is ze niet te fanatiek?
Ik vraag aan de moeder van Puks vriendin of haar dochter ooit iets heeft verteld over estafettelopers en sterrensommen. Ook bij haar blijkt het fenomeen van de apenrots inmiddels te zijn doorgedrongen. “Fien wil héél graag estafetteloper worden. Daarom leest ze nu een halfuur per dag. Ze vindt het heel erg dat ze er niet bij hoort, bij de kinderen op de gang.” Goed. Puk blijkt dus niet de enige te zijn die zich ‘anders’ voelt. Haar vriendin voelt dat ook en maakt er zelfs al serieus werk van.
Estafettelopen, drie-sterren-rekenen, zonnen en manen. Ja, natuurlijk is het fijn als kinderen zich op hun eigen niveau kunnen ontwikkelen. Dat ze worden uitgedaagd en lesstof krijgen aangeboden die bij hun niveau past. Maar het heeft een ongewilde, nare bijsmaak: er is nu al sprake van sociale status. In groep 5! Ben je een driester, dan ben je cool. Ben je een gewone estafettelezer, dan ben je het achtergebleven kneusje.
Heel leuk als je een driesterretje bent met rekenen, maar als je alsnog een gewone estafettelezer bent, ben je blijkbaar toch nog niet helemaal geslaagd en krijgt je zelfvertrouwen alsnog een knauw. Sommige kinderen uit de klas hebben inmiddels al haarfijn in de gaten wie de ‘slimme kinderen’ zijn en wie niet. Dat lijkt me nou ook niet helemaal de bedoeling van al die classificeringen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de diverse plusklasjes die er ook nog blijken te zijn.
Waren die plusklasjes ooit bedoeld om die paar hoogbegaafde kinderen te helpen, inmiddels lijkt het fenomeen ‘plusklas’ tot een wildgroei aan groepjes te hebben geleid. Zo blijkt er ook nog een apart klasje rekenen te zijn, dat wordt gegeven als de ‘gewone’ kinderen Engelse les krijgen. Eh, schiet dat niet zijn doel voorbij?
Ik vraag me af of er meer scholen zijn waar het idee van de plusklas of leren op niveau is ontspoord. Wat al die labels voor effect hebben op andere kinderen, die misschien niet in die competitieve vibe zitten van onze school. En dus vraag ik het aan moeders wier kinderen op andere scholen zitten.
Annelies blijkt ook bepaald geen fan van het prestatiegerichte basisschoolonderwijs: “Onze oudste, nu twaalf, kreeg les volgens het zon-maan-sterren-stelsel. Hij riep altijd: ‘Ik ben ster en dat is niet zo goed.’ De kinderen hadden het idee dat ze een icoontje waren. Onze jongen werd er super onzeker van. Wat mij betreft mag dit systeem in de prullenbak.”
Ook Saskia’s zoon kreeg te maken met onzekerheid. “Ik erger me al tien jaar aan die plus/min-klasjes en het hele basisschoolsysteem. Onze zoon is dyslectisch en heeft altijd moeite gehad met school. In groep acht huilde hij elke avond: ‘Ik ben dom, ik kan niets.’ Al zijn vriendjes zaten in plusklasjes, hij in een minklas. Zijn vrienden gingen naar het gymnasium, hij naar het vmbo. Na een jaar op de middelbare school zag ik hem weer opbloeien en kreeg hij zijn zekerheid terug, maar school is altijd een ding gebleven. Hij is inmiddels achttien. Het gaat goed met hem, maar ik ben bang dat hij dit altijd met zich mee zal dragen.”
Lees ook
‘Pushen? Ik zeg liever: het stimuleren van de volledige potentie van mijn kinderen’ >
Plussen en minnen, zonnen en sterren: zelfs als je bij de één goed scoort en de ander niet, zoals mijn dochter, levert het de nodige onzekerheid op. Bij haar BFF zorgt het voor druk om erbij te willen horen. Die zit niet meer lekker met een boekje in een hoekje, maar leest omdat ze anders de kans misloopt een estafetteloper te worden. En ik vrees dat zij lang geen uitzondering is. Op internet tref ik verhalen dat die druk al begint bij kleuters, die voortdurend op hun vaardigheden worden getoetst, in plaats van spelenderwijs en rustig mogen leren.
Hard werken, carrière maken, succesvol zijn. Het wordt er bij ons aan alle kanten ingeramd. We zijn allemaal zelf verantwoordelijk voor ons succes. Dan is het ook logisch dat we onze kinderen zo goed mogelijk willen voorbereiden op de maatschappij waarin we leven. Hoe hoger de scores van onze kinderen, hoe beter de kansen op goed vervolgonderwijs – en op een goede baan.
We willen allemaal het beste voor onze kinderen. Dus dan kunnen we maar beter zorgen dat die bijblijven en dat we er alles op hun niveau uithalen wat erin zit, toch? Maar waar vroeger misschien één hoogbegaafd kind op school zat voor wie extra lesstof belangrijk was voor zijn of haar ontwikkeling, lijken we nu met zijn allen kinderen voortdurend te toetsen, in te schalen, meten, wegen, in te delen. Doe eens een rondje fora op internet, de verhalen vliegen je om te oren. Van kinderen met onzekerheden en allerhande leerproblemen. Van faalangst, aparte lessen, bijscholing en coaching. Ondertussen lijken veel kinderen (en hun ouders) niet op hun plek te zitten op school. “Alleen als je precies tussen de lijntjes past, is het huidige schoolsysteem fijn voor een kind”, zo schrijft een moeder.
Niet zo gek dat particuliere basisscholen als paddenstoelen uit de grond schieten. Waren er in 2010 in Nederland 45 particuliere scholen, inmiddels zijn het er zeventig. Ze verschillen enorm van elkaar, qua lesgeld en inhoud, maar de gemene deler lijkt wél te zijn dat er meer aandacht is voor kinderen. Dat er niet alleen wordt gekeken naar welk niveau ze hebben, maar ook naar wie ze zíjn. Als mens. Met ruimte voor spelenderwijs leren en ontdekken wat je leuk vindt. In plaats van alles zo snel mogelijk proberen dicht te rammen in hokjes.
Ons prestatiegerichte onderwijs past erg bij onze prestatiegerichte maatschappij, maar in onze maatschappij is inmiddels een kentering gaande. Steeds meer mensen die er nooit bij hoorden trekken hun mond open, eisen een gelijkwaardige behandeling en stellen misstanden aan de kaak. Van Black Lives Matter tot #metoo of een morrende LGBT community: overal strijden mensen voor gelijkheid.
Is het dan niet gek dat we onze kinderen leren dat ze gelijkwaardig zijn als het aankomt op kleur of gender, maar dat we wel een duidelijk onderscheid maken in hoe ze presteren in de klas? Kunnen we er niet beter voor zorgen dat ze zich veilig voelen? Het naar hun zin hebben? Volgt die nieuwsgierigheid en leergierigheid dan niet vanzelf? Is het niet gewoon gezelliger om een volle klas te hebben, waar iedereen anders is en daarom even belangrijk? De nerd met de grote gok, dat ene meisjesachtige jongetje dat het liefst Anna en Elsa-dansjes doet én die ene hoogbegaafde meid die wat extra lesstof krijgt omdat ze zich anders de vellen verveelt? Dat betekent niet dat je iedereen uit de klas als een weeë, homogene massa beschouwt, maar dat je iedereen in de klas wél als gelijkwaardig, of evenwaardig, aan elkaar ziet. Namelijk als de kleine, leergierige mensjes die ze zijn.
Want als iets wat me de afgelopen zomervakantie duidelijk is geworden, dat is het dat alles begint met plezier. Toen de druk er bij Puk af was om estafetteloper te willen (of moeten) worden of op een bepaald niveau te mogen of moeten lezen, hoorde ik haar schateren om de strips van Donald Duck. Of ze met die Donald Ducks volgend jaar wél een estafetteloper wordt, betwijfel ik. Maar so what? Ze beleeft voor het eerst sinds maanden weer lol aan lezen en dat vind ik stukken belangrijker.
Lol in leren, lezen, ontdekken. Op avontuur uit gaan. Plezier hebben in wat je doet, ongeacht je niveau. Ik weet zeker dat dat allemaal uiteindelijk tot betere prestaties zorgt. En voor meer vertrouwen in je eigen kunnen. Maan of estafette? Lekker belangrijk. Nou ja, zolang ze goede cijfers blijft halen, natuurlijk. Want haar zeurende moedertje mag dan een hekel hebben aan doorgeslagen schoolsystemen, ze weet ook: een slimme meid is én blijft op haar toekomst voorbereid.
Dit artikel staat in Kek Mama 01-2021.
Meer Kek Mama? Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief >