Elsa: ‘Ik schrok me kapot toen ik via de babyfoon zag wat de oppas deed’
De oppas in de gaten houden via de babyfoon, je kunt het eigenlijk niet maken. Toch deed Elsa het, en daar is ze achteraf gezien heel dankbaar voor.
Je leest er weleens over: kindermisbruik waarvan de ouders geen enkel vermoeden hadden. Signalen missen is het laatste wat je wil, maar hoe achterdochtig moet je zijn, vraagt Marielle zich af.
Dinsdagavond 18.05 uur. We zitten in de auto onderweg naar zwemles en op de achterbank bevinden zich twee enigszins doorgedraaide kinderen. Ik heb net in recordtempo een bord pasta met ze weggewerkt, spullen gepakt, iedereen in de auto gerusht en nu rijd ik net even te hard om nog op tijd te komen.
De kinderen zijn nooit te beroerd om lekker mee te doen in de stress en hebben nu een vrij hysterisch spelletje bedacht om zichzelf mee te vermaken: wie kan de domste dingen zeggen? Net als ik denk dat er eentje aan de winnende hand is, doet de ander er nog een schepje bovenop. “Ik heb vandaag geplast op het hoofd van juf Claudia!” roept zoon Christiaan (6) uitgelaten. Dochter Sophia (4) vindt het de beste grap ooit, maar weet toch nog een betere. “Ik heb gepoept op de neus van juf Hanneke!”
Hilariteit alom en ondanks mijn verzoek om in elk geval het volume en bij voorkeur ook de inhoud van de conversatie wat te temperen, houdt de gekkigheid aan. Na diverse poep- en plasgrappen weet Christiaan een nóg betere: “En ik… en ik…,” roept hij, “ik heb een kusje gegeven op de piemel van meester Johan!”
Ik trap bijna op de rem. “Wát zeg je?” roep ik geschrokken naar de achterbank. “Een kusje op de piemel van meester Johan”, herhaalt Christiaan. In zijn ogen zie ik de ondeugende blik die hoort bij het moment dat hij echt een kneitergoeie grap maakt. Als zelfs mama erop reageert… “Is dat echt zo, Chris?” vraag ik, zo kalm mogelijk. Ik probeer mijn ongerustheid te verbergen. “Ja!” roept hij. “Echt waar, mama! Op z’n piemel!”
Het toeval wil dat ik net de dag ervoor meester Johan met een bezoekje heb vereerd. Mijn kinderen zitten op een school waar elk kind met een eigen iPad werkt en omdat Sophia net op school zit, gingen we die van haar ophalen bij de ICT’er die gaat over alle apparatuur.
Deze meester Johan is een aimabele zestiger van het onopvallende soort, met een grote bril en een kalend hoofd, die in zijn eigen kamertje in de school allerhande computer- en iPadproblemen oplost. Eerder begreep ik dat hij eigenlijk al met pensioen is, maar het leuk vindt om zichzelf op deze manier nog een paar dagen per week bezig te houden. Regelmatig hoor ik dat Christiaan even langs is gegaan om een app te laten installeren of iets op te halen voor de juf en nooit heb ik daar iets van gevonden.
Tot nu. “Luister Chris”, zeg ik serieus. “Als het echt waar is wat je zegt, wil ik dat je het tegen mama zegt. Als het niet waar is, wil ik dat je het nooit meer zegt. Is dat goed begrepen?” Vanaf de achterbank klinkt wat gehum en dan vliegt de volgende plasgrap alweer door de auto. Ik probeer nog uit te vinden in welke situatie dit vermeende kusje dan heeft plaatsgevonden en krijg een vrij hysterisch verhaal over een hele klas die zichzelf heeft uitgekleed en een juf die in haar blootje op tafel stond te dansen. Ik besluit de piemelopmerking vooralsnog maar even in dit licht te bezien.
Toch laat het voorval me niet los. Ik heb het er ’s avonds met mijn man Rick over en geen van beiden weten we wat we hier nu precies mee moeten. De volgende dag bespreek ik het met een vriendin, de moeder van Christiaans beste vriendje én klasgenootje.
“Meester Johan?” zegt ze en kijkt me ongelovig aan. “Nee joh.”
Het toeval wil dat deze vriendin bij de politie werkt, al vraag ik haar mening als medemoeder, niet als agent. Ik schets de situatie waarin de opmerking werd gemaakt. “Mij lijkt het gewoon iets wat hij heeft verzonnen. Iets wat nóg vreemder en vergezochter was dan ze al hadden bedacht.”
Ik knik. Dat is inderdaad de meest logische verklaring, die bij mij ook nog steeds op één staat. “Maar wat als het echt zo is?” vraag ik. “Je hoort de gekste dingen. Hoe achterdochtig moet je zijn?” “Als je vaker signalen krijgt of je vertrouwt het echt niet, bespreek het dan met de directrice”, raadt zij me aan. “En je kunt altijd naar de politie gaan.”
Dat is natuurlijk wel zo, maar de signalen missen is het laatste wat je wil. En iemand vals beschuldigen het op één na laatste. En dus heb je het hier over spiegelglad ijs. Wanneer is het mis?
Die vraag blijkt een lastige. Ik leg het voor aan andere vriendinnen. Niemand weet het precieze antwoord. Eén vriendin is zelf als kind lid geweest van een volleybalclub waar een trainer is gepakt voor het betasten van meisjes uit zijn team. Hij had haar ook nog een jaartje getraind, ze kon echt niets vreemds aan hem opnoemen.
Een ander heeft lang getwijfeld of ze haar kind van destijds twee wel naar een kinderdagverblijf wilde sturen waar een man op de peutergroep werkte. “Op de bso oké, daar snap ik het nog wel, maar bij de peuters?” Maar ook: “Ik vind het eigenlijk heel stom van mezelf. Waarom vind ik een meester voor de kleuterklas wel normaal en denk ik bij een man die met twee jaar jongere kinderen werkt meteen iets raars?” Toch koos ze voor een andere crèche, de hele nachtmerrie rondom Robert M. had nog maar pas daarvoor plaatsgevonden. Weer een andere vriendin heeft een dochter op hockey en vindt de trainer maar een vreemde snuiter.
Maar wat is dat precies, een vreemde snuiter? In dit geval blijkt de snuiter de vader te zijn van een van de meisjes uit de selectie. Maakt dat hem minder vreemd? En is vreemd hetzelfde als verdacht? “Geen idee”, zegt vriendin Ilse. “Maar sinds ik weet dat de dochter van een vriendin drie jaar lang is misbruikt door de buurman, vind ik zo ongeveer iedereen verdacht. Hartstikke aardige vent, die buurman. Ik kwam hem vaak tegen op verjaardagen. Dat meisje ging er ook altijd graag spelen. Althans, zo leek het.”
Want die aardige buurman – een veertiger die er woonde met zijn vriendin, geen kinderen – had een hondje. En het meisje wilde graag een hondje. De buurman vertelde haar dat ze altijd met het hondje mocht komen spelen en dat ze trouwens ook samen een geheim hadden. Ik word letterlijk misselijk als ik dit verhaal hoor.
Drie jaar lang heeft het meisje het ondergaan, zonder enig teken te vertonen dat er iets niet goed ging. Pas helemaal op het laatst, toen ze liet merken over meer seksuele kennis te beschikken dan gebruikelijk voor een kind van zeven en bovendien zichzelf niet meer wilde uitkleden waar haar vader bij was, gingen de alarmbellen af. Het hele gezin is in therapie gegaan. De ouders worstelen nog steeds met de vraag: hoe hebben we het niet kunnen zien?
Lees ook
‘Mama, vandaag op school was er een man in een busje, zonder broek’
Zo’n verhaal als dit bezorgt me niet alleen de rillingen voor het meisje en haar ouders, maar ook weer voor de piemelopmerking van Christiaan. Als het uiteindelijk echt foute boel blijkt te zijn, is dat natuurlijk een rode vlag die ik serieus had moeten nemen. Ik zoek op internet naar ‘signalen kindermisbruik’ en leer vooral dat het heel moeilijk is om die op te merken en op de juiste waarde te schatten. Christiaan slaapt als een beer en eet als een bootwerker, dus van de meer zichtbare signalen als slaap- of eetproblemen is bepaald geen sprake.
Maar hoe zit het met verborgen signalen? Als zelfs de best getrainde experts die niet altijd opmerken, hoe moet ik het als leek-met-moedergevoel dan voor elkaar krijgen? Mijn moedergevoel zegt dat er met Chris niets aan de hand is, maar dat zei het moedergevoel bij het meisje met het hondje misschien ook.
Moedergevoel is sterk, maar meer als je het hebt over een griepje of een kind dat het bijvoorbeeld spannend vindt om naar school te gaan. Zoiets groots als dit, ís dat wel aan te voelen?
Het tienminutengesprek breekt aan en omdat ik goed met Chris’ juf overweg kan, noem ik de opmerking terloops. Meer omdat Chris sowieso over een grote fantasie blijkt te beschikken en in de klas vaak zelfbedachte verhalen vertelt, tot haar grote plezier. Meestal over ridders, een enkele keer over piraten. “Ja leuk,” zeg ik, “maar moet je horen.”
Ze kan in elk geval bevestigen dat het bloot op de tafel dansen niet heeft plaatsgevonden en dat er met betrekking tot meester Johan nooit enige twijfel is geweest. Iedereen van het personeel, dus ook hij, beschikt keurig over een Verklaring Omtrent Gedrag. Om er vervolgens zelf aan toe te voegen dat dat op zichzelf natuurlijk niets uitsluit. En als ik twijfel adviseert ze me hetzelfde als de moeder van Chris’ vriendje: aankaarten bij de directrice en eventueel bij de politie. Ze heeft het op haar vorige werk in de kinderopvang al eens meegemaakt en dan komt er een onderzoek van de politie op gang, dat op zichzelf wel subtiel begint en bij gegronde twijfel uitgroeit tot iets groots. Chris zelf zal in elk geval door rechercheurs worden ondervraagd.
Zonder enige intentie mezelf rechercheur te noemen, besluit ik een week na de bewuste opmerking toch nog maar eens om mijn kind aan de tand te voelen. Ik moet er toch iets mee, vind ik. Wat als ik het afdoe als onzin en hiermee een heel belangrijk signaal zomaar aan de kant schuif? Dat zou ik mezelf niet vergeven. Wat als ik het serieus neem en die onschuldige meester Johan in een daglicht zet waar niemand in wil staan? Zelfde probleem.
Dus zet ik Christiaan aan tafel met appelsap voor ons allebei. Hij kijkt verwonderd, want ik drink nooit appelsap. Maar dit is een bijzondere situatie, zeg ik, want wij gaan een serieus gesprek voeren. “Over dat kusje, Chris…” Ik kijk hem indringend aan.
“Welk kusje?”
“Dat jij op de piemel van meester Johan hebt gegeven.”
Op zijn gezicht verschijnt een lach vol verwondering. Het gesprek lijkt me hem enorm te amuseren. “Wat zeg jíj nou, mam?” Hij is allang vergeten dat hij het heeft gezegd. Ik heb mijn antwoord. De rode vlag kan gestreken. Hij belooft me om het bij ridders te houden als hij iets wil verzinnen en ik ben, voor nu, gerustgesteld.
Dit artikel staat in Kek Mama 13-2020.
Meer lezen? Neem hier een abonnement op Kek Mama, de #1 glossy voor moeders.