Elk kind een labeltje: ‘Ik vind dat we doorslaan’

labeltje kind Beeld: Pexels
Yvonne Brok
Yvonne Brok
Leestijd: 9 minuten

Rent je zoon weer eens als een dolle stier door de klas, moet-ie meteen worden getest op ADHD. “Ik vind dat we een beetje doorslaan.”

Lees verder onder de advertentie

Marije en Tim werden uitgenodigd voor een gesprek op school. De juf van dochter Kiki begon het gesprek poeslief. Dat Kiki zo leuk en aardig was. 

Marije: “Daarna kregen we te horen dat ze amper contact maakte in de klas. Het stak me dat ze dat gesprek inkleedde met een positieve boodschap. Alsof het nodig was om te zeggen dat onze dochter echt wel leuk is, om daarna te kunnen meedelen dat er misschien wel iets aan de hand was.

Lees verder onder de advertentie

We hadden trouwens geen idee waar ze het over had. Kiki was vier jaar, ze zat net op school. Thuis speelde ze graag met kinderen uit de buurt. Als we haar op de kinderboerderij haar gang laten gaan, heeft ze binnen vijf minuten nieuwe vriendinnen. Maar in de klas speelde ze alleen, zei de juf, en vriendinnen maakte ze niet. Het leek me niet nodig om actie te ondernemen.

Ik zag het probleem echt niet. Ook niet toen de fysiotherapeut een halfjaar later belde dat ik langs moest komen omdat Kiki niet goed huppelde. Ik wilde roepen dat ze van mijn kind af moesten blijven. Wat maakt mij het uit dat ze niet kan huppelen. Maar ondertussen begon ik me wel zorgen te maken. Zag ik iets over het hoofd?
 

Lees verder onder de advertentie

Een stempel

Ik heb het nog een paar jaar aangekeken, maar uiteindelijk kwamen we dan toch terecht op de kinderafdeling van een academisch ziekenhuis. Kiki, ze was toen zeven, bleek het syndroom van Asperger te hebben. Dat label maakte me ontzettend verdrietig: mijn dochter was niet normaal, er was iets, ze had een stempel. Ik was bang voor de gevolgen. Mijn man was gelukkig nuchterder. Hij zei dat onze Kiki gewoon Kiki was. Hetzelfde meisje met haar eigen wil en eigen karakter. Ook was er een psycholoog die zei: een probleem valt of staat met de mate waarin je er last van hebt. Op school was dat misschien zo, maar thuis veel minder.

Lees verder onder de advertentie

Toch ga ik wel anders met Kiki om sinds we weten dat ze Asperger heeft. Kiki vat bijvoorbeeld dingen vaak letterlijk op, wat betekent dat ik op mijn formulering let. Ook raakt ze in paniek als ze de weg niet weet. Dat hoort bij haar, daar kan ik haar bij helpen. Met onze andere dochters hoef ik niet zes keer naar school te fietsen, met Kiki rijd ik net zolang mee tot zij het vertrouwen heeft dat ze het zelf kan.”
 

‘Mijn kind aan de medicijnen, ik dacht het niet’

Suzan moest om de haverklap op school komen om te praten over zoon Pieter (8). Hij was te vrij, te wild en zat nooit stil.

In groep 4 waarschuwde de juf dat hij het jaar erop echt niet door zou komen zonder Ritalin. Suzan: “Ik wist niet wat ik hoorde. Mijn kind aan de medicijnen, ik dacht het niet. Pieter haalde prima cijfers. Maar zijn drukke gedrag was storend voor de juf en voor klasgenootjes. En ik begrijp best dat het irritant was als hij de helft van de klas aantikte op weg naar de wc. Keer op keer moest ik komen praten, ik bleef hem verdedigen. Thuis zag ik een ander jongetje, dat wel rustig kon spelen. Zonder enig onderzoek werd hij bestempeld met ADHD. Daar werd ik alleen maar strijdbaarder van.
 

Lees verder onder de advertentie

Een andere school

Ik was ervan overtuigd dat zijn drukke gedrag op school niet met medicijnen aangepakt moest worden, maar door hem anders te benaderen. Vóór de zomer ben ik op zoek gegaan naar een andere school. Een Jenaplanschool, want daar gaan ze met je als individu om en wordt er spelenderwijs geleerd. Er zijn groepslessen, maar kinderen kunnen zelfstandig doorstromen naar vakken waarin ze goed zijn.

Lees verder onder de advertentie

Ze worden voor mijn gevoel beter gehoord, dat vind ik fantastisch. De nieuwe school is een schot in de roos, zo blijkt. Ik ben vanaf de eerste schooldag eerlijk geweest over de problemen die zijn oude juf zag. Zijn nieuwe juf voelde goed aan dat ik bang was dat ook zij mijn zoon zou bestempelen met een gedragsstoornis. Haar positieve benadering deed niet alleen Pieter erg goed, maar ook mij. Ik werd relaxter, minder strijdbaar. Pieter vertoont nu geen extreem gedrag meer. Over ADHD en Ritalin is nooit meer gesproken.”
 

Achterlopen

Nova (3) kijkt de kat uit de boom. Ze speelt het liefst met kinderen die ze al kent en is bang voor nieuwe situaties.

Haar moeder Julia had dit al eens besproken op het consultatiebureau, maar de arts vond het geen probleem. In tegenstelling tot de leidsters op de peuterspeelzaal.

Julia: “Het viel de juffen op dat Nova niet echt met andere kinderen speelt, maar vooral kijkt naar wat zij doen. De juffen vinden haar niet alleen achterlopen op sociaal-emotioneel gebied, maar ook onzeker. Als ze bijvoorbeeld wil schilderen vraagt ze wel om een schort, maar ze vraagt niet: ‘Mag ik verven?’ Toen ik dat hoorde dacht ik vooral: als ze om een schort vraagt, snap je toch dat ze met verf aan de slag wil? Ik vind dit echt helemaal niks zeggen over eventuele onzekerheid, ik vind het vooral flauw dat ze haar geen kwast geven.
 

Is dat erg?

Het maakte me pislink. Ik herken heus wat ze zeggen: Nova is inderdaad op zichzelf. Maar is dat erg? Zo was ik vroeger ook. En hoezo achterlopen op sociaal-emotioneel gebied? Ze moet wat meer zelfvertrouwen krijgen, maar mag ze daar misschien de tijd voor krijgen? Nova is net drie. Van mij hoeft ze geen haantje de voorste te zijn.

Het stomme is: ik was boos over het gesprek, maar het liet me ook niet los. Moesten we ons zorgen maken of niet? Maar toen zag ik haar op een middag rennen met een groepje kinderen. Het was op een feestje bij vrienden. Voor mijn neus hield ze in, zei me lachend gedag en rende vrolijk verder. Zie je wel, dacht ik. Er is helemaal niets mis met jou. Je voelt je gewoon meer op je gemak bij bekenden. En dat heeft ze niet van een vreemde.”
 

Lees ook
Complimenten geven aan je kind: ‘Ik was ervan overtuigd dat mijn dochter het zou gaan maken’ >

 

‘Hij valt nogal vaak’

Nienke, moeder van Marvin (2), ondernam niet direct actie toen zijn gastouder vermoedde dat er iets niet goed was met zijn evenwichtsorgaan.

Zij merkte op dat hij nogal vaak viel. Nienke: “Dat was mij totaal niet opgevallen. Marvin is een peuter, een wildebras. Hij klimt en rent, en struikelt en valt ook weleens. Zoals peuters doen, niets aan de hand, vond ik. Dus ik ondernam geen actie. Tot een vriendin van me tijdens een koffiedate hetzelfde opmerkte toen Marvin weer eens was gestruikeld. Het maakte me onzeker. Wat als ik het toch verkeerd zag?

Leuk zo’n relaxte houding, maar als er wel wat met hem aan de hand zou zijn, zou ik het mezelf niet vergeven als ik te laat hulp zocht. Ineens wilde ik hem zo snel mogelijk laten onderzoeken. Gelukkig kon ik snel terecht bij de osteopaat die de gastouder me had aangeraden. Marvin moest een paar keer op en neer lopen in zijn spreekkamer. Dat deed hij keurig, hij kukelde niet om. ‘Nou,’ zei de osteopaat, ‘met dit kind is helemaal niets aan de hand.’ Binnen vijf minuten stonden we weer buiten. Ik had me gewoon laten opnaaien door al die goedbedoelde opmerkingen.”
 

Het tempo bijbenen

Timo (10) zat nog maar net in groep 3 toen zijn juf al vaststelde dat er grote problemen waren.

Judith: “Mijn zesjarige zoon was snel afgeleid, maakte zijn werk niet af en kon het tempo niet bijbenen. Kom op, dacht ik, hij is net kleuter-af. Een paar weken geleden mocht hij nog lekker spelen in de kleuterklas, nu moest hij de hele dag stilzitten en leren. Ik vond dat hij de tijd moest krijgen daaraan te wennen.

Zijn juf deed ontzettend haar best en hielp Timo met allerlei trucjes. Maar die hielpen niet, of maar kort. Ik merkte dat Timo onzeker werd omdat hij zijn werk niet afkreeg. Hij vond dat vervelend en voelde zich dom. Ik had er geen problemen mee dat zijn tempo wat lager lag, maar hij vergeleek zich met andere kindertjes. Dat vond ik vreselijk.
 

Geen grote verrassing

Daarom zijn we gaan onderzoeken of er misschien wel iets met hem aan de hand was. Zijn juf had al aangegeven dat we in de richting van ADD moesten denken, ik had er al veel over gelezen. Het was dan ook geen grote verrassing toen bij de psycholoog dat stempel eruit kwam rollen. Kenmerken van ADD zijn: concentratieproblemen, dromerig type, moeilijk wat af kunnen maken, lang ergens mee bezig zijn, een beelddenker.

Ik herkende Timo erin. Mijn zoon is een dromer, die graag in zijn eigen wereld zit. Dat is van jongs af aan zo geweest. Opdrachten opvolgen vindt hij lastig. Ik zie dit ADD-label nu als een onderdeel van zijn gebruiksaanwijzing. Ik weet dat ik hem geen drie opdrachten tegelijk moet geven. Als ik hem vraag zijn schoenen aan te doen, zijn gymspullen te pakken én de lamp in de badkamer uit te doen, is dat te veel. Als ik het één voor één vraag, lukt het wel. Ook werken we nu met kaartjes waarop staat wat we die dag gaan doen.
 

Minder luisteren, meer zien

Timo heeft moeite met lessen die hij moet lezen of horen. Daarom krijgt hij nu meer visueel aangeboden. Minder luisteren, meer zien, dat werkt. Als hij in de klas aan het werk gaat, zet hij af en toe een koptelefoon op zodat hij niet wordt afgeleid door geluiden uit zijn omgeving. Ook op school worden zijn opdrachten in stukjes gehakt, zodat ze behapbaar blijven. Dan ontspant hij en gaat het goed. Ik ben blij dat nu helder is wat er aan de hand is. Hoewel ik erbij blijf dat het problematiseren in het begin minder groots had gemogen.”
 

Dit verhaal staat in de Kek Mama Opvoedspecial.

 



 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >

Meest bekeken