Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Toen haar kinderen zelf hun schoenen aan konden trekken, dacht Hester dat de zwaarste tijd achter de rug was. En toen stortte haar oudste zoon zich in de puberteit.
Je hoort het je oma zeggen: “Kleine kinderen, kleine zorgen, grote kinderen, grote zorgen.” Met zo’n alwetende blik erbij, zo van: been there, done that. Maar als je midden in de luiers zit, je feestjurk net is ondergekotst, het ene virus het andere in een estafetterace afwisselt en je je ogen door slaapgebrek alleen met luciferstokjes open kunt houden, geloof je gewoon niet dat het erger kan.
Grote kinderen trekken zelf hun schoenen aan, stappen op hun eigen fiets, slapen hele nachten door en het allerfijnste: ze zijn dag en nacht zindelijk. Daarom snak je op de bodem van de put van babyblues en peuterpaniek naar pubers. Dan klinkt het woord ‘tiener’ bijna magisch en kun je de tijd wel vooruit kijken. Nou, en daar komt-ie, uit mijn toetsenbord: wacht maar tot ze naar de middelbare gaan.
Bijna vijftien, elf en twee zijn ze, mijn drie kinderen. Wouter, Floortje en Belle. Een puber, een prepuber en een peuterpuber. Vergeleken met de echte puberteit is die peuterpuberteit een voorgerechtje. Nee, beter: een amuse, zo’n koddig gerechtje op een gekruld lepeltje. Het is ook eten, maar het haalt het niet bij de hoofdmaaltijd.
Ik hoor de moeders om mij heen klagen – want klagen over je kind mag, het moet uit de taboesfeer en het is zelfs een beetje hip. Toegeven dat je de klok soms manipuleert om jouw avond een uurtje eerder te laten beginnen, geeft je in moederland een heldenstatus. Jij bent er ook nog! Hulde!
Toen ik vorig jaar hardop toegaf dat ik mijn huilbaby op de grond wilde gooien, werd er nog net niet geapplaudisseerd. Gooi het er maar uit, die frustratie. Nee, dat hele moedergebeuren is echt niet alleen maar een roze wolk. Kinderen schreeuwen, maken rotzooi, zijn vermoeiend en willen altijd net iets anders dan jij in gedachten had. En dat moet je gewoon kunnen zeggen, als je er maar achteraan roept dat je écht heel veel van ze houdt.
Ik heb in het begin van mijn moedercarrière ook hartstikke veel geklaagd. Die gebroken nachten; afschuwelijk. Of dat we net in een lekker eetpatroon zaten, onze kleine man alles vrolijk opat, en zich opeens de lust-ik-niet-periode aandiende. En dat dan nét dat ene stukje kleding dat je niet had bedekt met een megaslabber vol in de kom tomatensoep werd gehangen.
Ik weet nog goed dat we op vakantie waren in Bretagne, Wout was vier, Floortje een jaar. Wouter was op die leeftijd zo verschrikkelijk vervelend dat mijn ex en ik die vakantie nog steeds omschrijven als ‘onze ergste trip ooit’. Vooral het nachtelijk wakkerkrijsen van de stacaravan en de complete camping staat ons nog vers in het geheugen. Onze zoon had helemaal geen zin in vakantie. Hij miste zijn huis, zijn speelgoed, zijn ritme en regelmaat. Wij vonden hem een ondankbaar mannetje.
Als ik er nu aan terugdenk, dan categoriseer ik het onder de noemer ‘klein huishoudelijk leed.’ Ik kon er echt niet altijd om lachen, maar als je relativeringsvermogen weer naar behoren functioneert, dan stelt het niet zoveel voor dat je dagen om half vijf ’s ochtends begonnen met de Teletubbies.
Toen Wouter drie jaar geleden naar de middelbare school ging, viel alle baby/peuterproblematiek in het niet. Van ons aaibare leuke jongetje was in de kortste keren weinig meer over. School was stom, wij waren stom, huiswerk was stom, z’n cijfers desastreus, onze onrust daarover belachelijk, zijn stem werd zwaarder, hij werd heel veel langer en er ging van alles groeien en – en dat vond ik nog wel het ergst – knuffelen was streng verboden. Als het niet ging zoals hij het in gedachten had, werd er gesmeten met deuren, ontzettend hard geschreeuwd en vlogen dramatische teksten als ‘Jullie maken mijn leven kapot’ door de lucht (dat laatste na een verbod op discozwemmen na huiswerkweigering).
Hij werd groot, veel te snel naar mijn mening. Daar waar ik had gedacht dat het beetje bij beetje op mijn bordje zou worden gegooid, kreeg ik de puberperikelen als een grote stapel vuil wasgoed over me uitgestort. Ik was nog maar net bekomen van het feit dat een paar leerkrachten hem een pain in the ass vonden of ik mocht verhapstukken dat zijn complete cijferlijst in het rood schoot. Ik kon dat vroeger nog een beetje verborgen houden voor mijn ouders, maar de huidige middelbaar scholier is van cijfer tot cijfer te monitoren met een reuze handige app; een app die ik na een paar maanden alleen nog maar met trillende vingers aan durfde te klikken.
Lees ook
‘Mijn zoon (11) laat alles achter zich aan slingeren zodra hij thuiskomt’ >
Zijn mooie, lange blonde lokken moesten eraf (niet stoer genoeg) en er kwamen megapotten gel in de badkamer. Met dat spijkerharde kapsel leek-ie ineens twee, misschien wel drie jaar ouder. En ook op gebied van kleding bleek hij een stem te hebben. Ik mocht altijd alles zelf uitzoeken, maar nu was het alleen goed als er Nike op stond. Of Canada Goose. Of Parajumpers. “Mam, de hele klas heeft zo’n jas. Ze zijn echt heel warm hoor.” Ik heb geweigerd. Voor achthonderd euro kun je als je het koud hebt ook acht jassen kopen.
De mannen in mijn omgeving vinden dat ik niet moet zeuren. Het hoort erbij en de babytijd is geweest. Maar jeetje, wat vind ik dat soms moeilijk te accepteren. Hij zit nu in de derde. De woedebuien hebben we gehad, zo lijkt het, en z’n cijfers gaan een heel stuk beter. Dat geeft weer wat lucht om de gevaren van drank, drugs en compromitterend beeldmateriaal op telefoons te bespreken en in de gaten te houden.
Toen ik zelf voor het eerst iets dronk rond m’n vijftiende, vond ik dat heel normaal. Maar nu mijn zoon die leeftijd bijna heeft en ik geruchten opvang over het scoren van een fles Malibu voor een feestje van een klasgenootje, ben ik in alle staten. En ja, ik had al gezoend toen ik zo oud was als hij. Maar dat staat niet in verhouding tot de nietsverhullende foto die een meisje hem pas via een chat stuurde (en waar hij dan weer heel slim met zijn iPad een foto van maakte).
Nee, echt, het is er niet makkelijker op geworden. Integendeel. Nu komt het erop aan. Dit is het moment waar je als ouder al je kwaliteiten in moet zetten en je gezonde verstand moet bewaren. Het is keihard werken, onderhandelen (ik een goed cijfer, jij de controller van je Playstation), dag en nacht alert zijn, maar ook loslaten en toch weer proberen te relativeren. En laat ik ondanks al mijn gemopper één ding duidelijk maken, want dat is net als toen hij nog zo’n vervelend peutertje was volstrekt ongewijzigd gebleven: wat hou ik ongelooflijk veel van hem.