Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Als de eerste kinderverjaardag na de scheiding is gevierd, omhelst Julia haar ex. Dit hebben ze ook weer overleefd. Iets te vrolijk, maar toch.
In den beginne overheerste er een vreemd soort euforie: we zijn uit elkaar, we gaan het écht doen. Geen ergernissen meer, geen frustratie, geen energie slurpende discussies. We besloten elkaar los te laten en dat zo goed mogelijk te doen voor de kinderen. Maar hoe mijn nieuwe leven er als single moeder er precies uit zou zien: ik had geen idee. Het scheiden zelf was zo’n grote stap, zo ingrijpend, dat ik al mijn aandacht nodig had voor het moment zelf. Vooruitblikken heeft sowieso geen enkele zin als je in het diepe springt, maar een jaar na de scheiding kan ik wel terugkijken op alle eerste keren die ik heb meegemaakt.
De boodschap dat we gaan scheiden willen we samen aan onze broers, zussen en ouders vertellen. Tenslotte heeft het ook impact op hun levens en de dingen die we als vanzelfsprekend zagen. We brengen de kinderen bij een oppas en rijden op één dag kriskras het land door voor wat we later de Tour de non amour zijn gaan noemen. Dat het geen picknick is, moge duidelijk zijn. Teleurstelling, verbazing, verdriet. Maar ook kilheid – in de ogen van zijn moeder. Ik geloof dat ik nog nooit zo snel van mijn voetstuk ben gevallen als op die zonnige zomerdag in de achtertuin van mijn schoonouders.
Ik had een goede relatie met mijn schoonmoeder. Ze paste op onze kinderen, was hartelijk en attent. Ik was op mijn beurt zo voorbeeldig mogelijk als schoondochter, en onsuccesvol. Maar alles waar ze me om roemde bij haar ouderwets chique vrienden – dat ik fulltime werkte, zo graag op reis ging, een creatief beroep blijkt nu ineens Bron van al het Kwaad. “Ken je soms veel gescheiden mensen?”, vraagt ze boos, alsof ik een exotisch virus heb opgelopen van vrienden in de hoofdstad. “Je had haar niet zo vrij moeten laten”, zegt tegen haar zoon, die gelukkig erg verontwaardigd reageert op zo veel jaren in één tirade. Ze spreekt onuitwisbare woorden: “Ik heb van je gehouden als een dochter, dat is nu voorgoed voorbij”. Wauw. Scheiden doe je niet alleen, blijkt. Er is veel collateral damage.
De kinderen, de kinderen, de kinderen. Natuurlijk schieten die woorden steeds door mijn hoofd, vanaf de eerste twijfel tot de definitieve beslissing. Maar eerlijk: ik ben erg rationeel. Standje Overleven is een feestje voor de verstandige linkerhersenhelft. ‘Het komt wel goed’. ‘We regelen het heel fijn voor ze’. ‘Er zijn zoveel kinderen met gescheiden ouders die prima functioneren’. Geen reden tot paniek. Maar ondanks dat ik het in mijn hoofd steeds meer op een rijtje krijg – mijn moederschap, deze situatie, hun toekomst – onder de oppervlakte wacht een reservoir aan schuldig traanvocht op een momentum. Dat voel ik duidelijk, en toch kan ik er niet goed bij. Het lijkt me daarom zinnig en getuigen van een evenwichtig en gezond karakter dat ik mijn wellicht onderdrukte gevoelens daaromtrent niet negeer, maar recht in de ogen kijk. De kust lijkt me een perfect decor voor een emotionele doorbraak.
Dus ik naar zee. Ik kies een winderige dag, want wil the whole shebang: schuimkoppen op de golven, wapperend haar, mijn eenzame voetstappen in het natte zand. Ik loop tegen de wind in. Het is koud en onaangenaam, maar mijn jas is comfortabel. Mijn gedachten dwalen steeds af naar Niet Erge Dingen. Ik denk daarom extra hard aan verwaarloosde kittens en mensen die er niet meer zijn. Er komt niets. Geen traan. Na een uur hou ik voor gezien met dat aangaan van emoties en vlucht een strandtent in voor warme chocomel en een beduimelde leesmap. Hoe ik de weken erna ook mijn gevoelens wil doorvoelen, echte doorbraken hebben een eigen agenda.
Op een willekeurige avond lig ik op een matje naar de grauwe troosteloosheid van het systeemplafond van een sportschool te staren. Voor een ontspanningsoefening worden de lichten gedimd, de pompende beats vervangen door een weeïg liedje. Het gaat over liefde, hoor ik. Die voorbij gaat. Ik voel hoe mijn strakgespannen spieren ontspannen, en iets van binnen ziet zijn kans schoon: de tranen stromen over mijn wangen. Mijn lichaam schokt van verdriet. Schuld. Het overspoelt me. En van alle poëtische plekken en momenten, zomaar, ineens, in f*cking SportCity. De kinderen, de kinderen, de kinderen.
Omdat we midden in de zomer besluiten uit elkaar te gaan, kun je gerust stellen dat ons antwoord op de Eerste Schooldagevergreen ‘En hoe was de vakantie?’ onverwacht sensationeel is. De hoop dat de tamtam zijn werk wel zou doen in de vakantie en het nieuws van de scheiding oud nieuws zal zijn, blijkt lichtelijk naïef.
De eerste keer op het schoolplein blijkt het startsein voor een wekenlange inquisitie. Beiden hebben we ineens enorm veel nieuwe ‘vrienden’ die graag even bijpraten. Of een van ons soms een ander heeft. Of de ruzies héél erg waren. Of we elkaar nog wel spreken. Of de kinderen erg verslagen zijn. Nee, nee, ja, nee. Omdat ik niet ondankbaar wil zijn voor de getoonde interesse, antwoord ik in eerste instantie zo transparant mogelijk. Maar er zit maar een dun laagje compassie over de sensatiezucht. Dat blijkt ook op borrels en verjaardagen: ik leer attente en schaamteloze vragen van elkaar onderscheiden en word een meester in ontwijkend antwoorden.
Op een gegeven moment wil ik zó graag mijn scheiding terug waar die hoort: in mijn hoofd, in mijn hart, in mijn gezin. Het voelt alsof mijn leven gegijzeld wordt. Voor je het weet, zit je aan het nichtje van de buurvrouw of de moeder van een vriendje van een vriendje de hele gezinssituatie te schetsen. Vooral vragen over onze toekomst – waar ga je wonen, waar gaat hij wonen, hoe gaan jullie met de kinderen doen, wat als hij straks een ander heeft – ergeren me steeds meer. Nee, ik heb geen idee hoe de toekomst er precies uit zal zien. MAAR DAT HEB JIJ OOK NIET! wil ik er manisch achteraan schreeuwen.
Een paar maanden na de breakup wordt onze oudste zoon zeven. Dat hij een Nintendo DS krijgt als verjaardagscadeau en niet een uitbreidingsset verantwoorde Kaplahoutjes, is geheel en al te wijten aan ons koppige voornemen dat hij een bijzonder leuke verjaardag zal hebben. De beste ooit, bij voorkeur. Ik wacht met het cadeautje geven tot zijn vader er is. Zijn “Yoooo, dit méén je niet!” bij het uitpakken is dan ook als zalf op onze zorgen. We moeten het nog even uitvinden, hoe we dit gaan aanpakken.
Apart vieren voelde gek – met het feestje op school, de buitenschoolse opvang, het partijtje én twee losse ouders zou het wel een buitenproportionele bedoening worden. Bovendien is het stof aan het neerdwarrelen en kunnen wij het als exen vrij goed met elkaar vinden. Dus nodigen we beide families en wat vrienden uit, ik stuur nadrukkelijk een extra hartelijk appje aan een vriendin met een pasgeboren baby (baby’s neutraliseren vrijwel ieder sociaal ongemak in groepen). Het is een tikje té vrolijk allemaal, té smooth, té kijkonsditevenontzettendokédoen – maar wanneer de laatste gast de deur uitgaat is er een highfive. We brengen samen de kinderen naar bed. Wanneer ik mijn tas pak om weg te gaan, is er een stevige omhelzing als afscheid. Op die manier hoef je elkaar niet aan te kijken.
Als je het prettig vindt scheidingspijn eens even lekker goed te doorvoelen, dan is december zeker the most wonderful time of the year. Radiostations, reclamefolders, kindje Jezus himself – alles en iedereen lijkt samen te spannen om je ervan te doordringen dat niets meer natuurlijk en gewenst is dan een fijne tijd met het hele gezin.
De intocht van Sinterklaas is de opwarmer. Die valt in mijn weekend en daar moet ik gewoon heen, dat snap ik. Er zijn momenten dat je groter moet zijn dan de kras op je ziel, ook al betekent dat een overdosis andermansgezinsgeluk. Ik kijk strak langs de jonge ouders met buggy’s en leid de aandacht af van kindjes op de nek van een hun vader – kijk, pepernoten, kijk, Piet! Ik voel me alleen en ben me daar bovendien erg bewust van. God, wat ben ik blij als blijkt dat ik uitermate strategisch opgesteld sta, precies op de plek waar Sinterklaas het plein op komt. Mijn kinderen zijn zo ongeveer de eersten die hem een hand mogen geven. En we zijn een van de eersten die snel weer terug naar huis wandelen.
We besluiten op Eerste Kerstdag met zijn vieren te brunchen, voordat hij de kinderen meeneemt naar zijn familie. Tweede Kerstdag is dan voor mij en mijn familie. Om een uur of twee kijk ik vanachter het keukenraam toe hoe de kinderen achterin zijn auto stappen. Ze zien er schattig uit in hun nette jasjes. Ze zwaaien en roepen ‘doei!’ en ‘later!’. Dan is het stil. “Kom anders bij ons”, had een vriendin nog gezegd. Er waren uitnodigingen. Maar het enige wat me ongemakkelijker leek dan een kerstdag alleen, was die dag doorbrengen met een ander stamboompje, zonder mijn eigen genetische reproducties. Dus organiseer ik een kerstdiner met Kapitein Iglo en Don Draper, in een lang en heet bad.
Met oud & nieuw neem ik ze mee naar mijn kleine piedàterre in de stad. We gaan naar vrienden die ieder jaar hun deuren openen voor een goed feestje. Alle kinderen – ieder jaar zijn het er meer – slapen boven. Iedereen ontfermt zich een beetje extra over ons, zo casual mogelijk, maar ik zie het. Mijn vrienden zijn lief. Alles gaat smooth, het is heel leuk, maar de uitnodiging om daar te blijven slapen sla ik af. Onder de donkere hemel die af en toe oplicht, helpt een vriend me twee slaapkopjes in de auto te tillen. Met zijn drieën rijden we in een slakkengang naar mijn huisje. Met een kind over mijn schouder en de ander slaapdronken voor me stommel ik de drie smalle trappen op en leg ze in het bed waarin ik altijd alleen slaap. Ik kruip tussen ze in. Zij slapen meteen weer in. Ik niet, samengeperst tussen twee warme, ademende lijfjes. Ik pak hun handjes. Mijn jongens. Mijn team. Ik ben ineens zó trots en voldaan.
Dit artikel staat in Kek Mama 11-2016.