Elsa: ‘Ik schrok me kapot toen ik via de babyfoon zag wat de oppas deed’
De oppas in de gaten houden via de babyfoon, je kunt het eigenlijk niet maken. Toch deed Elsa het, en daar is ze achteraf gezien heel dankbaar voor.
Ze moet haar eigen verjaardagscadeau kopen en vindt haar man een botte boer, en toch wil Jasmijn (37) niet scheiden. “Ik moet er niet aan denken dat ik op een flatje moet wonen.”
“Als ik iets aardigs over mijn man wil zeggen, zou ik hem onverstoorbaar noemen. Op dagen dat het minder goed lukt hem met milde blik te bekijken, komt botte boer meer in de buurt. Ik hoor andere vrouwen vaak klagen dat hun mannen hun emoties niet genoeg uiten. Ik vraag me vaak af of die van mij ze überhaupt hééft.
Een voorbeeld: toen hij drie jaar geleden in de ochtend op zijn werk door zijn broer werd gebeld dat hun vader onverwacht was overleden, bleef hij de rest van de dag gewoon op kantoor. Business as usual. Toen ik hem bij thuiskomst vroeg waarom hij niet direct naar huis was gekomen, keek hij me niet-begrijpend aan. ‘Had ik hem daarmee dan weer tot leven kunnen wekken? Nee toch?’ Waarna hij een cola uit de ijskast pakte en achter zijn laptop kroop.
Een verjaardagscadeau voor mij – doet hij niet aan. Dat koop ik al jaren zelf. Ik laat het mooi inpakken en leg het op de ontbijttafel. Het enige wat hij hoeft te doen is het een stukje naar me toeschuiven, zo van: ‘Alsjeblieft Jasmijn’. Dat toneelstukje voer ik op voor mijn dochter: ik wil niet dat ze medelijden met me krijgt, ze is nogal gevoelig van aard. Als ik een weekend weg ben, krijg ik apps met de vraag waar de rijstwafels liggen, of de zwembandjes van Mick. Dat hij me mist, heeft hij nog nooit geschreven. Of gezegd.
Wat moet je in godsnaam met zo’n robot, zou je misschien denken. Nou ja, wat hij wel heeft, is humor. Van die absurdistische Hans Teeuwen-humor. En hij heeft me ten huwelijk gevraagd. In de auto. Terwijl we in de file stonden, maar toch. Dat hij op onze trouwdag ‘ja’ tegen me heeft gezegd, is het enige romantische wat hij ooit heeft gedaan.
Om het geld hoefde hij mij niet bepaald te trouwen. Ik heb als kleding- en sieradenontwerpster nooit veel te makken gehad. Mijn werk is wel arbeidsintensief: ik ben een week bezig met een jurkje waar ik hooguit tweehonderd euro voor kan vragen. Toen ik Stijn ontmoette, had ik twee bijbaantjes in de horeca om de huur op te kunnen brengen. Voor mijn vorige vriendjes gold hetzelfde: die kwamen net als ik van de kunstacademie. Lees: altijd blut. En ze waren vaak creatief met alcohol. Of drugs. Op het moment dat ik aan Stijn werd voorgesteld, op een feestje van een vriendin, had ik net een knipperlichtrelatie met een nachtbraker achter de rug. Dat was ik zó zat. Ik snakte naar een burgerlijk leven. Naar iemand met normale vrienden. Met een normale baan.
Bovenal snakte ik naar een kind. Qua uiterlijk was Stijn helemaal mijn type: lang, mooie bos krullen, strakke kaaklijn, donkerbruine ogen. Ik heb ooit van een psycholoog gehoord dat mensen om heel andere redenen dan liefde kinderen met iemand willen. Ik weet in elk geval nog precies wat er door mijn hoofd schoot toen ik hem de hand schudde: met deze man zou ik mooie kinderen krijgen. Hoe dan ook, ik viel enorm op hem. En hij op mij, ook niet onbelangrijk. De seks was vanaf het begin goed en is dat nog steeds: zwijgend, in bed, is de communicatie wél bevredigend.
En deze man had dus een normale baan. Wat zeg ik: hij had een topbaan. Stijn is programmeur en wordt gedetacheerd bij banken en verzekeraars. Hij is een nerd die er niet uitziet als een nerd. En hij was gul. De eerste ochtend dat we samen wakker werden, gaf hij me al zijn creditcard mee zodat ik een taxi naar huis kon pakken. Hij gaf niks om geld, zei hij. Dat hij eigenlijk nergens om gaf, daar kwam ik later pas achter.
Die mooie kinderen kwamen er. Ons eerste kind, Zoë, werd geboren in het vrijstaande jarendertighuis met rieten dak waar we net naartoe waren verhuisd. En ik moet zeggen dat mijn man zich die eerste maanden na de bevalling van zijn beste kant liet zien. Hij kwam me soms uit zichzelf een kopje koffie brengen. Eén keer kreeg ik bloemen. De enige soort waar ik niet van hou, maar toch. Ik vond het bemoedigend.
Ik weet best dat geluk niet hetzelfde is als comfort, maar intussen vond ik mijn nieuwe levensstandaard heel aangenaam. Nog geen jaar daarvoor deelde ik mijn badkamer met twee huisgenoten. Nu hadden we er twee voor onszelf. Er was zelfs ruimte voor een ateliertje aan huis voor mij. Het was heerlijk om ’s nachts niet meer wakker te worden van het house-gedreun van de onderburen.
En ik was intens gelukkig met mijn dochter. Ik geloof dat Stijn welgeteld twee keer een luier heeft verwisseld, maar daar zat ik niet zo mee. Wij hadden dan wel een traditionele rolverdeling, de stress van veel werkende moeders kende ik niet. En ik vond het stiekem ook wel fijn dat ik het allemaal op mijn manier kon doen. We hadden nooit onenigheid over hoe we Zoë’s kamertje zouden inrichten. Of hoelang we haar moesten laten huilen voor we naar haar toe gingen. Ik was toch altijd de degene die het bed uit ging.
Lees ook ‘Mijn man wil samen oud worden, maar wel in aparte huizen. Zelfs nu we twee kinderen hebben’ >
Het moederschap nam mij op een prettige manier in beslag. Net toen de kruitdampen van die intensieve babytijd waren opgetrokken en ik wat meer tijd kreeg om mijn relatie met Stijn eerlijk onder de loep te nemen, werd hij benaderd door een headhunter voor een langlopend project in Australië. Twee maanden later woonden we in Sydney. En toen was er weer een heleboel afleiding, zeker toen Mick geboren werd. Een hoogtepunt en dieptepunt tegelijk.
De verloskamer zat vol mensen: de gynaecoloog, een assistent, een bevallingscoach en mijn zusje. Maar Stijn was er niet. Er zijn profvoetballers die een WK laten schieten voor de bevalling van hun vrouw, maar de mijne was doodleuk naar een IT-beurs in Europa vertrokken terwijl hij wist dat het tijdstip tricky was. Ik zal nooit vergeten hoe mijn zusje me daar in die verloskamer aankeek, toen ik met Mick op mijn borst lag bij te komen. Wat een armoe, las ik in haar ogen.
We zijn inmiddels vier jaar verder en alweer twee jaar terug in Nederland. Bij dat ene bloemetje is het gebleven. En nee, ik vind het nog steeds niet leuk dat Stijn nooit vraagt hoe het met me gaat. Dat hij nog geen wenkbrauw zou optrekken als ik in een schubbenpak en met een duikbril op de trap af zou komen. Dat hij ’s avonds altijd maar achter die rotcomputer zit. Maar hij doet zeker zijn best met de kinderen. En het mooie aan kinderen is: zij accepteren hem zoals hij is. Hij drinkt niet te veel en slaat me niet – als ik onze Russische schoonmaakster moet geloven, heb ik alleen al daarmee een lot uit de loterij getroffen. Hij is niet jaloers, laat me volkomen vrij. En als ik van vriendinnen met lange relaties hoor hoe karig hun seksleven is, bof ik helemaal.
Maar zelfs als dat uitgeblust was, zou ik Stijn niet verlaten. In de eerste plaats wil ik dat mijn kinderen niet aandoen. Ik wil niet dat zij afscheid moeten nemen van het fijne leven dat we hebben. Ik weet dat het hopeloos ongeëmancipeerd klinkt, maar ik wil niet terug naar dat antikraakflatje waarin ik acht jaar geleden zat. Ik vind het belangrijk dat mijn moeder mijn broer in Praag kan blijven bezoeken. Dat kan ze alleen omdat Stijn altijd haar vliegticket betaalt. Die ‘rot computer’ levert ons wel een heleboel gemak en genot op.
Daar komt nog bij dat ik onlangs ben gediagnosticeerd met MS. Een vaste baan in de kledingbranche kan ik met mijn zo goed als nul ervaring sowieso vergeten, en als ik voor mezelf zou beginnen is er geen verzekeraar die mij een betaalbare arbeidsongeschiktheidsverzekering aanbiedt. Ik zit, kortom, nogal klem. Het enige wat ik kan doen is er het beste van maken.
Van tegenover elkaar aan een tafeltje zitten, of voor een tentje, word ik niet gelukkig, dus dat doen we dan ook maar niet. Ik heb ontdekt dat we het beste iets actiefs kunnen ondernemen met elkaar. Iets waarbij je niet te lang met elkaar hoeft te praten. Op die manier probeer ik het een beetje vol te houden. Ik weet het, volhouden klinkt niet goed, maar het is de waarheid. Als ik het even niet zie zitten, ga ik naar mijn atelier en bel een vriendin om mijn hart te luchten. Hoewel ik merk dat ik langzamerhand mijn krediet een beetje aan het verliezen ben bij de mensen om mij heen. Te beginnen bij mijn zusje. Ik heb Stijns afwezigheid tijdens mijn bevalling vergeven, zij niet. Zij komt niet bij ons thuis als hij er is. Dat doet pijn, maar zij heeft nog geen kinderen. En ze weet niet dat alles dan verandert. Dat je dan zomaar kunt besluiten bij je man te blijven om zijn geld.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.