Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Het boterde nooit echt tussen Esther (39) en haar schoonmoeder. Zes jaar geleden barstte de bom, en verbrak ze het contact. Niet veel later zegde haar man hun huwelijk op.
“‘Kind’, zei mijn schoonmoeder toen ik haar voor het eerst de hand schudde om me voor te stellen, ‘wat heb jíj jezelf nou aangedaan?’ Ronald en ik waren vierentwintig, zaten volop in de festivalscene en waren sinds een halfjaar vreselijk verliefd.
Zijn moeder keek misprijzend naar de tatoeage op mijn bovenarm. ‘Generatiekloofje’, dacht ik nog, ‘ze went er wel aan.’ Maar ze ging verder: ‘Nou, en dan zo’n ring in je neus, wat zeggen je ouders daarvan?’ Ze had haar eigen naam nog niet eens genoemd. ‘Nou, ook aangenaam’, dacht ik, maar zat het beleefdheidsbezoekje vriendelijk uit. Nog geen uur na ons vertrek hing ze bij mijn man aan de telefoon. Hoe had hij in vredesnaam voor een type als ik kunnen kiezen?
Ronald groeide op in een welgesteld gezin. Flinke villa, een nanny in huis, en met Hemelvaart of andere lange weekends ‘even op tussendoortje’ naar Kuala Lumpur of Dubai – dat idee. Zijn vader was altijd van huis voor werk, zijn moeder was er voor de kinderen. Haar verschijning naar de buitenwereld was – en is nog steeds – van levensbelang voor haar; haar hele leven speelt zich af op de bridgeclub, de tennisbaan en bij de kapper.
Ik ben opgegroeid in flats. Geld voor vakanties was er nooit, en voor oppas al helemaal niet, maar mijn ouders zorgden er altijd voor dat het mijn broertje en mij aan niets ontbrak. Daar werkten ze hard voor; ik ken de waarde van geld en heb hun voorbeeld altijd gevolgd. Wat Ronalds achtergrond was, was mij om het even. Ik viel op hém, op die donkere bos krullen, zijn afgetrapte legerkisten, zijn vrolijke karakter en de liefde die we deelden voor muziek. En hij was net zo gek op mij.
‘Ze draait wel bij’, zei Ronald – achteraf tegen beter weten in. We trouwden, en vier jaar later werd onze zoon Nick geboren. Alle mijlpalen die we tot dan toe hadden beleefd, kregen een donkere sluier dankzij de oordelen van zijn moeder. Het eten op onze bruiloft: te min. Mijn familie: te eenvoudig. Dat we dol waren op kamperen: armoedig – Ronald was opgevoed in luxe resorts. Onuitstaanbaar, vond ik haar.
Ronalds vader liet het allemaal maar gebeuren. Áls hij er al eens was, verbleekte hij in de schaduw van zijn vrouw, en dook met een krant in de hoek van de kamer – zwijgend.
Nick was amper drie uur oud, toen ze mijn ziekenhuiskamer binnenkwam en nog vóór een ‘gefeliciteerd’ wist uit te brengen: ‘Goh, Níck, zei je? Hoe zijn jullie nou op zó’n naam gekomen?’ Ik stond bol van de hormonen. Was uitgeput en kon überhaupt alleen maar huilen. ‘Zo’n naam?’, zei ik, ‘wat bedoel je daarmee?’ Ieder weldenkend mens zegt dan iets aardigs, toch? Maar nee hoor: ‘Tja, het ligt niet helemaal op het niveau van onze familie’, sprak ze. Ik dacht dat ik gek werd. Ze was voor het eerst oma geworden en zij maakte zich druk om het ‘niveau’ van zijn naam? En wat wás dat niveau dan precies?
Lees ook:
‘Soms lijkt het wel of mijn vriend een relatie heeft met zijn moeder, in plaats van met mij’ >
Ronald zag hoe ik ontplofte, en nam zijn ouders mee voor een kop koffie. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht mijn baby aan haar uit handen te geven. ‘Ik ben er klaar mee’, zei ik toen Ronald in zijn eentje bij ons terugkwam. ‘Ik wil niet elke keer dat ik haar zie veroordeeld en neergesabeld worden. Als ons kind en ik te min zijn, dan moet het contact hier maar stoppen.’
Natuurlijk reageerde ik hormonaal en te heftig. Het was wel zijn moeder. Maar in de jaren daarna bleven de vernederingen komen. Trok ik Nick een shirtje aan met een Disney-figuur, vond zij het ordinair. Zat ik hem te voeden op familieverjaardag, diende ik dat elders te doen, ‘in discretie’. Toen mijn ouders hem voor zijn eerste verjaardag een loopauto gaven, sprak ze de gevleugelde woorden: ‘Ach, kijk nou, toch nog een BMW in jullie familie.’
De relatie tussen Ronald en mij kwam onder druk te staan toen ik zijn moeder een vaste oppasdag weigerde. Natuurlijk mocht ze haar kleinkind altijd zien, maar de zorg uit handen geven aan iemand aan wie ik zo’n hartgrondige hekel had, ging me echt te ver. Ronald vond dat zijn moeder dezelfde kans verdiende als mijn moeder, die wel eens in de week oppaste.
Toen zwanger worden van een tweede kind niet lukte, ging het snel bergafwaarts met onze relatie. De medische molen trok een wissel op ons huwelijk, en dat vergrootte de onderhuidse spanningen die er al waren. Na drie jaar – Nick was inmiddels vijf – besloten we onze kinderwens te laten rusten: als het kwam, dan kwam het, en zo niet, dan niet. ‘Een wijs besluit’, oordeelde mijn schoonmoeder. ‘Sommige lijnen zijn niet bedoeld om voort te zetten.’ Even dacht ik nog dat ze lijn van de medische molen bedoelde, die we bewandelden. Maar waar ik stiekem voor vreesde bleek waar: ze bedoelde onze bloedlijn.
Ik heb gezegd dat ze kon vertrekken en heb het contact verbroken. Daarna was het bijna elke dag ruzie tussen Ronald en mij. Hij vond dat ik hem dwong te kiezen tussen mij en zijn moeder, ik vond dat hij zijn vrouw moest steunen. Ik stelde voor dat hij op familieverjaardagen alleen ging met Nick, hij vond dat ik het liet afweten. Dat was niet zo: ik gunde Ronald en Nick het contact met hun familie, ik koos er alleen zelf niet meer voor me zo denigrerend te laten behandelen.
‘Misschien had mijn moeder gelijk’, sprak Ronald op een avond, drie jaar geleden. ‘Misschien zijn onze achtergronden te verschillend, en gaan onze werelden gewoon niet samen.’ Onze werelden? We hadden al twaalf jaar onze eigen, gelukkige wereld! Bovendien: zijn moeder heeft niet het eeuwige leven: was hij bereid voor haar te kiezen en zijn gezin er voor de rest van zijn leven voor te verlaten?
Hij deed het. Huilend heb ik de scheidingspapieren ondertekend. Ik wilde hem niet kwijt, maar mijn zelfrespect was me meer waard. Nick is ondertussen elf en sinds twee jaar wonen we met z’n tweetjes – wederom op een flatje. Om de week gaat hij naar zijn vader, want die rol vervult Ronald fantastisch. Mijn zelfvertrouwen heeft wel een flinke deuk opgelopen. Sinds kort heb ik een vriend die me op handen draagt. Even wennen, maar het voelt heel fijn. Ronald is nog single. Ik hoop dat hij ooit onder het juk van zijn moeder vandaan komt, in elk geval voordat hij een nieuwe vrouw tegen het lijf loopt.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >