Elsa: ‘Ik schrok me kapot toen ik via de babyfoon zag wat de oppas deed’
De oppas in de gaten houden via de babyfoon, je kunt het eigenlijk niet maken. Toch deed Elsa het, en daar is ze achteraf gezien heel dankbaar voor.
Je baby voeden in het openbaar; geen mens die er aanstoot aan neemt. Maar zodra een kind de dreumesleeftijd bereikt gaan mensen er iets van vinden, ondervond Quirine, die haar zoon van bijna zes nog twee keer per dag de borst geeft.
Quirine (34), moeder van Kirsten (9), Wouter (8) en Mats (5).
“Als je mij tien jaar geleden had verteld dat ik een decennium later moeder zou zijn van drie kinderen en al bijna acht jaar borstvoeding zou geven, had ik je voor gek verklaard. Nu draag ik het stempel ‘langvoeder’ en kijken mensen walgend weg als ik vertel dat mijn jongste zoon van bijna zes nog praktisch dagelijks bij me drinkt – en vraag ik me af of de wéreld misschien gek is geworden.
Het was nooit mijn plan om mijn kinderen zo lang de borst te geven. Mijn enige plan was moeder worden. Mijn vriend Joost stond nog net niet juichend met pompoms naast de kliko toen ik na drie jaar samenzijn met de pil wilde stoppen. Twee maanden later was het raak. Alles had ik uitgedacht. Ik wilde thuis bevallen, maar alleen vanwege mijn angst voor ziekenhuizen. We zouden houten speelgoed geven, maar puur omdat schreeuwend plastic niet past bij onze inrichting. Ik wilde de eerste maanden een co-sleeper naast ons bed omdat ik de afstand tot de babykamer één verdieping lager te ver vond en besloot alleen nog biologisch te koken, want het mocht ons kind aan niets ontbreken. Het klinkt wat geitenwollensokkerig, achteraf. Toch stond ik met mijn mond vol tanden toen de verloskundige bij zestien weken vroeg of ik borstvoeding wilde gaan geven. ‘Eh, ja, wat anders?’ antwoordde ik. Niet omdat ik de fles geen optie vond, maar ik had er simpelweg nooit over nagedacht. Baby’s drinken uit borsten, dat had ik zelf tenminste drie maanden gedaan, meer wist ik niet. ‘Zo horen we het graag’, antwoordde de verloskundige – maar dat was helemaal niet hoe ik het bedoeld had. Ik vroeg wat standaard was. Dus toen ze zei dat zes maanden borstvoeding het gezondst is voor je baby, stemde ik ambivalent toe. Schrijf maar op, ik probeer het wel – dat idee.
Onze dochter Kirsten werd inderdaad probleemloos thuis geboren, maar de borstvoeding was een ramp. Ze wilde niet drinken, ik had tepelkloven en borstontsteking op borstontsteking. Huilend leefde ik van voeding naar voeding, balancerend op het randje van een postnatale depressie. Net toen na maanden knokken het een beetje begon te lopen, vond ik het welletjes. Ik was inmiddels weer begonnen met werken, en kolven ging zo mogelijk nog moeizamer dan het voeden zelf. Kirsten werd zes maanden en de verloskundige had het zelf gezegd: een fles was ook echt prima. Iets sneller dan de bedoeling was raakte ik in verwachting van Wouter. Nog een keer beviel ik thuis, binnen een minuut na zijn geboorte pakte hij mijn tepel alsof hij nooit anders gedaan had, en op één keer spruw na – wat de hel was – liep de borstvoeding als een zonnetje.
“Ik was uitgegaan van nog een keer zes maanden voeden, maar voordat ik het wist was mijn zoon één”
In mijn achterhoofd was ik uitgegaan van gewoon nog een keer zes maanden voeden, maar voordat ik het wist was mijn zoon één. ‘Jeetje Quin,’ schamperde mijn moeder, ‘nu is-ie wel een dreumes, hè. Vind je hem niet wat log om hem nog uit je borst te laten drinken?’ Ze begon een horrorverhaal over tanden en moedercomplexen, dat ik uiteraard wegwuifde. Maar ondertussen dacht ik na over haar woorden. Wouter kon al een beetje praten, wat als hij straks en plein public zou vragen om mijn borst? Rond zijn verjaardag voedde ik nog zo’n drie keer per dag, wat ik terugbracht naar alleen bij het wakker worden en slapengaan. Drie maanden later taalde Wouter nergens meer naar: einde borstvoeding.
Van dat houten speelgoed was het nooit gekomen. De kraamvisite kwam aan met Fisher- Price en VTech en sinds de fluorescerend roze prinsessenfascinatie van Kirsten maakte ik me allang geen illusies meer: ons interieur was overgenomen door kinderterreur. Ook het biologische groenteabonnement had het nog geen jaar volgehouden: te veel ingewikkelde recepten en vergeten groenten. Niet te bereiden als je allebei fulltime werkt én op weg naar huis twee hongerige kinderen uit de opvang haalt. Ik genoot van het moederschap, van het zorgen, van een grote bende kinderen om me heen die ik ook nog eens kon combineren met een fijne carrière. Aan principes deed ik niet meer. Nou ja, niet anders dan de standaard omgangsvormen: netjes bedanken voor een cadeautje of ergens spelen, bij anderen eten wat je krijgt voorgezet, lief zijn voor de mensen om je heen. En toen raakte ik zwanger van Mats. Een cadeautje, Joost en ik waren eigenlijk volkomen gelukkig met twee. Niet dat we ons best hadden gedaan een derde kind te voorkomen. En zo genoot ik wéér van een ongecompliceerde zwangerschap en een thuisbevalling – ik wist niet beter. Kirsten ging inmiddels naar school en Wouter stond te trappelen om te volgen.
Nog eens tweeënhalf jaar verder was er ineens die kinderverjaardag waarop een meisje gilde: ‘Iew! Die mevrouw heeft een peuter aan haar tiet!’ Nietsvermoedend was ik op een bank achter in de tuin gaan zitten, nadat Mats had gevraagd om ‘borstje’. Zo ging het altijd. Meestal dronk hij alleen nog ’s ochtends bij het wakker worden en ’s avonds voor het slapengaan, waarbij hij aan mijn borst in slaap viel. Ideaal. Nu was het zomer, bloedheet, hij had dorst en er waren veel prikkels. Logische vraag dus, zo’n extra slokje rust, vond ik. Het feest viel nog net niet stil.
“Zolang we er allebei van genoten en het nog gezond was ook, was er toch geen reden te stoppen?”
‘Het begint ook wel een beetje een ding te worden, schat’, sprak Joost die avond. Niet dat hij mijn langvoeden een probleem vond, hij juichte het zelfs toe. Maar maatschappelijk leek het elke week dat Mats ouder werd minder geaccepteerd te worden. Belachelijk, vond ik. Zolang Mats en ik er allebei van genoten en het nog gezond was ook, was er toch geen reden te stoppen? Kort daarna voedde ik Mats op een terras – voordat corona in beeld kwam – heel discreet in een hoekje, toen een man van een jaar of vijftig het ‘onsmakelijk’ en ‘onethisch’ noemde. Of ik even wilde stoppen. ‘Zou u uw cappuccino met koeienborstvoeding dan ook even aan de kant willen schuiven?’ antwoordde ik. ‘Die lijkt me niet voor u bedoeld.’
Zo dacht ik er helemaal niet over. Ik drink zelf koeienmelk, ik stimuleer vriendinnen bij wie de borstvoeding echt niet lukt vooral over te stappen op de fles omdat het de depressie niet waard is. Maar dit oordeel was me te veel. Ik besloot Mats alleen nog de borst te geven in onze eigen omgeving, wat neerkwam op ’s ochtends in het grote bed en ’s avonds, en incidenteel wanneer hij ziek was, pijn had of anderszins troost behoefte. Wel besprak ik toen hij bijna vier was met hem dat ‘borstje’ iets was van hem en mij en dat hij daar straks, als hij naar school ging, dus niet om kon vragen. Net zoals een speentje – dat nam je ook niet mee naar school, toch? Mats begreep het volkomen en vroeg er nooit om. En toen er vanaf groep 1 af en toe een vriendje kwam logeren, bleek hij ook prima een keertje over te kunnen slaan. Niet dat de borstvoeding stiekem voelde. Het was gewoon van ons. Zoals de meeste kinderen een ochtend- en avondritueel hebben met hun ouders en dat niet delen wanneer er een logeetje is.
Lees ook – ‘Dít is waarom ik het bedritueel van mijn kinderen zo belangrijk vind’ >
Mats was vier jaar en een beetje toen hij na een middag in een kattencafé opeens doodziek werd. Spugen, hoesten, piepen, zijn ogen gezwollen en nat. De huisarts stuurde hem door naar de eerste hulp. Daar bleek zijn zuurstofgehalte nog geen 85 procent: astma. Hoe kon het dat hij op deze leeftijd nog bij geen arts bekend was? In een bijzin noemde ik de borstvoeding. ‘Nou mevrouw,’ antwoordde de dienstdoende arts, ‘dat is zijn zegen. Zonder borstvoeding was zijn astma veel eerder en waarschijnlijk ernstiger aan het licht gekomen.’ Mats werd een dag opgenomen en herstelde na een paar uur aan een vernevelaar volledig. Sindsdien heeft Mats een puffer. Hij blijkt allergisch voor katten en huisstofmijt, sommig fruit en is gevoelig voor hevige schommelingen in het weer. Dat is niet de reden dat hij nog steeds bij me drinkt.
Sinds die opname in het ziekenhuis heb ik de borstvoeding wel bespreekbaar gemaakt. Besefte hij wel dat zijn vrienden niet bij hun moeder drinken? Ik vertelde over hoe sommige mensen dit een beetje gek vinden, maar dat het niet gek ís. En dat hij degene was die mocht bepalen of en hoelang hij dit nog wilde. ‘Maar mama, ik vind het gewoon lekker knuffelen, even zonder Kirsten en Wouter’, zei hij. Dat snap ik wel: als derde in het gezin heb je ook maar mee te gaan in het ritme dat er al is. Sindsdien is het ons ‘knuffeltje’. Ik geloof niet dat Mats per voeding meer binnenkrijgt dan een paar slokjes, maar ik weet wel zeker dat ze barsten van de antistoffen. Die hem helpen bij zijn astma, waarmee hij dubbel bestand is tegen griep en andere virussen.
“Ik bied mijn borst nooit actief aan, hij vraagt er altijd om”
Meestal drinkt hij twee keer per dag, maar hij slaat ook weleens een keer of zelfs een paar dagen over. Wanneer hij een logé heeft bijvoorbeeld, of hij gewoon te moe is. Ik bied mijn borst nooit actief aan, hij vraagt er altijd om. En als Joost hem in bed legt, verschilt het of Mats vraagt om ‘knuffeltje’ of het er gewoon bij laat zitten. Hij wordt bijna zes, en even dacht ik dat het klaar was, het voeden. Tot hij onlangs zijn pols brak en opeens weer drie keer per dag – zijn zus en broer mochten het niet weten, die extra troostslok in de middag – weer wilde drinken. Ik weet zeker dat het hem heeft geholpen bij het herstel. Zelfs in die paar slokken zitten zó veel afweerstoffen dat het nooit kwaad kan. In de natuur, bij inheemse volken, drinken kinderen op deze leeftijd ook vaak nog bij hun moeder.
Natuurlijk stopt het een keer. Dat moment kan elke dag komen nu. Het is natuurlijk niet standaard dat hij een Happy Meal eet bij McDonald’s en tegelijkertijd nog moedermelk drinkt. Maar ik vertrouw erop dat Mats zelf aanvoelt wanneer het echt klaar is. En mocht ík het moment daar achten, dan stop ik het zelf.
“Ik vertrouw erop dat hij zelf aanvoelt wanneer het echt klaar is”
Tot die tijd vind ik het een geruststellende gedachte dat ik mijn kind de afweer heb gegeven om over zijn astma heen te komen, waar het nu wel op lijkt. Ik heb geen boodschap aan de oordelen. En mocht een vriendin mijn hulp vragen met de fles, dan geef ik die vanzelfsprekend ook. Knuffelen is knuffelen. Een moederhuid in je mond of er alleen tegenaan, is precies hetzelfde waard.” 87% van de moeders in Nederland heeft te maken met momshaming, blijkt uit onderzoek van Kek Mama. Dat vond de redactie zó schokkend, dat ze een campagne is gestart: Kek Mama lanceert mombracing, de tegenhanger van momshaming, en roept alle moeders op om elkaar voortaan te steunen in plaats van te bekritiseren.