8 dingen die ik nooit van mezelf had verwacht

8 dingen nooit van mezelf verwacht Beeld: Unsplash
Mariette Middelbeek
Mariette Middelbeek
Leestijd: 8 minuten

Sinds ze kinderen heeft, doet Mariëtte heel vreemde dingen. Zo is ze van plan een gps-tracker aan te schaffen en die op haar kinderen te plakken.

Lees verder onder de advertentie

  1. DAT IK FOTO’S VAN EEN VAKANTIEPLEK INZOOM OM EEN TUINHEKJE TE BESTUDEREN
    Kijk, ik wil niet beweren dat ik in het pre-kinderentijdperk onbevreesd de wereldzeeën bevoer, luxe iets voor mietjes vond en met slechts een uitklapbare tandenborstel op zak oergelukkig door Afrika hikete, maar een pietlut was ik nou ook weer niet. Wie me toen had verteld dat ik op een dag zou gaan inzoomen op van die onscherpe foto’s op verhuursites om te detecteren of de ruimte onder de onderste balk van het hekje rondom de tuin wel klein genoeg was om baby’s/dreumesen/peuters op ontdekkingstocht tegen te houden, zou ik honend hebben uitgelachen.
     
  2. DAT IK AL IN DECEMBER DE ZOMERVAKANTIE BOEK
    ‘Het boekingssysteem gaat op 1 december open, dus dan zit ik klaar, snap je?’ Glazig keek ik mijn vriendin en medemoeder aan. Het was eind september, ze was koud terug van zomervakantie en nu al diende de vakantie van volgend jaar te worden geboekt? Leek mij wat overdreven. Om niet te zeggen: hysterisch. Maar wat wist ik ervan, ik had een baby en geen benul van het fenomeen ‘op vakantie als het ganse land gaat’. Tot vorig jaar.

    De baby was inmiddels drie en nog niet leerplichtig, maar de man volgt een studie en is dat wel. Vorig jaar maakten wij de fout te denken dat wij wel rond april – wie nu besmuikt lacht en ‘amateur’ fluistert: ik begrijp het – een vakantie konden boeken, waardoor wij de keus hadden uit bordkartonnen stacaravans op slechts 7800 meter loopafstand van het strand (maar wel op minder dan één meter afstand van de buren) of een stel overprijsde vakantievilla’s waarvan het interieur ten onrechte niet werd omschreven als ‘ouwe meuk’ maar als ‘authentiek’, wat feitelijk op hetzelfde neerkomt. Dat overkomt ons dit jaar uiteraard niet, dus zat ik op 1 december klaar achter de computer. Want het boekingssysteem van die ene camping (CAMPING, ja) ging open. En de tenten in het pierenbadgebied waren schaars. Ik herhaal: het pierenbadgebied. Want dat is dus een dingetje, weet ik nu.
     
  3. DAT IK ZO VEEL GELD BETAAL VOOR EEN TENT
    Ik vermoedde overigens eerst dat datzelfde boekingssysteem werd bevangen door een virus en toen dat niet zo bleek te zijn, dacht ik dat ikzelf een foutje had gemaakt. ‘Ik heb per ongeluk de hele camping gekocht’, zei ik tegen mijn man. Maar het bleek daadwerkelijk de huursom voor één week in een tent. Een tent, ja. Terwijl ik had gezworen nooit meer te kamperen (mogelijk gebruikte ik zelfs de term ‘creperen’).

    Hoewel, die tent moet ik wellicht even rectifceren. Hij is natuurlijk niet voor niks zo astronomisch duur, want er is airco, een vaatwasser en een badkamer. En een plek in het pierenbadgebied is uiteraard ook niet gratis, want je betaalt er zo veel extra voor dat ik nog steeds vermoed dat we het pierenbad daarna mee naar huis mogen nemen. En die tent staat er al als we aankomen. En de bedden (de BEDDEN, ja, echte, zonder lucht) zijn dan al opgemaakt. Ik zie mijn ouders namelijk nog worstelen met tentstokken en luchtbedden als de Middelbeekjes vroeger à la camping en France arriveerden en voel weinig behoefte om die vakantietraditie voort te zetten.
     
  4. DAT IK OPZIE TEGEN DE AUTORIT
    Insnoeren in de stoeltjes, af en toe een krentenbol naar de achterbank mikken en verder toekijken hoe het tweetal zoet ligt te slapen – ziehier mijn vrij naïeve beeld van hoe ik de autorit naar het zuiden voor me zag toen we voor het eerst met Casper (toen net 2) en Nora (toen 6 maanden) met de auto op vakantie gingen. Ik weet zelf ook niet precies waarom ik dat slaapgedeelte zo rooskleurig voor me zag, aangezien mijn kinderen niet bekendstaan om hun slaperige aard.

    Slapen was dan ook het allerlaatste op hun to-­do-lijst, luidkeels hun ongenoegen over het verblijf in hun autostoeltjes kenbaar maken het eerste. De file voor het tolpoortje was de hel, ik kwam tot het punt dat ik al borstvoedend op de passagiersstoel zat (maar ja, we stonden toch stil) en het moment dat we maar gewoon Pringles naar de achterbank gooiden omdat dat het enige was waar Casper nog blij van leek te worden, was wel een klein dieptepunt. Dit jaar gaan we weer met de auto naar het zuiden. De kinderen zijn gelukkig wat groter (lees: iPad­-waardig), maar toch zie ik er als een berg tegenop. Ik, die vroeger wijsheden predikte als ‘vakantie begint bij de reis’ en mensen die piepten over tien/twintig/vijftig uur reistijd altijd wat meewarig bekeek. Alsnog sorry daarvoor, trouwens.
     
  5. DAT IK MIEP OVER DETAILS
    ‘Er is hier maar één stopcontact. Eén! Stopcontact!’ ‘Het strand is gemaakt van kiezels.’ Wie nu denkt op een zure reisvergelijkingssite terecht te zijn gekomen heeft het mis. Dit was mijn WhatsApp, een paar maanden geleden, toen we met z’n vieren op een op zichzelf heerlijk zonnig zuidelijk eiland waren en ik even aan een vriendin uitlegde wat er ontbrak aan mijn vakantiegeluk. De vriendin in kwestie heeft geen kinderen, was hard aan het werk in regenachtig Nederland en verklaarde me voor gek. En daar had ze gelijk in.

    Gelukkig kwam ik na een dag tot enig zelfinzicht (of wellicht sloeg de vakantiestemming wat meer toe) en haalde hoe langer hoe meer mijn schouders op over het feit dat we niet tegelijkertijd onze telefoons, twee iPads en de camera konden opladen. En dat kiezelstrand bleek uiteindelijk nog best een uitkomst, want de combinatie peuters en overal zand kent ook zo z’n nadelen. Maar het was wel even schrikken dat ik moest vaststellen dat ik een detail­mieper was geworden. (Overigens ben ik tegenwoordig óók makkelijker tevreden te stellen. Een autostoeltje dat bij het ophalen al geïnstalleerd is in de huurauto, en ik verklaar het hele bedrijf heilig. Een hekje om het zwembad, en ik ben oeverloos gelukkig. Zo’n hele stapel van die handige kinderstoelen in het restaurant, en ik knuffel de hotelmanager bijkans plat. Zo ben ik dan ook wel weer.)
     
  6. DAT IK ME UREN KAN VERMAKEN MET EEN EMMER EN EEN GIETER
    Als het maar ver was en met avontuur, wilde dieren, hoge bergen, vele kilometers in een camper – het was pre­-kinderen een dolle boel, hoor, onze vakanties. Een dag niks beleefd is een dag niet geleefd. Toerend door Zuid­-Afrika vertelden we elkaar om het hardst hoe we dit later met onze nog niet bestaande kinderen ook zouden doen, want aan de Spaanse costa, daar zou het ook maar gaan vervelen. Wist ik veel dat ik jaren later niets leukers zou kunnen verzinnen dan met twee junioren af te reizen naar een dergelijke costa of ander zuidelijk oord, om ons daar bij zwembad of strand te vermaken met emmers en gieters. En niet vijf minuten, maar gewoon twee uur lang. En dat ik dat nog heerlijk zou vinden ook.
     
  7. DAT IK ALLEEN NOG FOTO’S VAN DE KINDEREN MAAK
    Er waren jaren dat ik op vakantie ging en met foto’s terugkwam en op die foto’s stond dan zoiets als een landschap, wild dier, tongstrelend voedsel of mijn man. En het waren er ook serieus veel. Tegenwoordig begrijp ik niet meer helemaal waar ik dan al die foto’s van maakte, want streep na een vakantie alles weg waar de kinderen opstaan en je houdt een hele zwik Google Maps screenshots (ik ben een beetje een voorbereidingsfreak) plus hooguit drie foto’s van een strand of berg over. Verder is de filmrol gevuld met plaatjes van de kinderen in het zwembad, de kinderen om het zwembad, de kinderen op weg naar het zwembad, de kinderen op het strand, de kinderen op weg naar het strand, de kinderen met één voet in de zee, de kinderen met twee voeten in de zee, de kinderen met een ijsje, de kinderen met nog een ijsje en zo nog driehonderd van die alledaagse taferelen. Waarna ik ernstig van mening ben dat elk van die foto’s bewaard dient te worden voor het nageslacht, want ze lijken misschien allemaal hetzelfde, maar dat is natuurlijk niet zo.
     
  8. DAT IK UITSTAPJES INEENS ‘EEN ONDERNEMING’ VIND
    Ik geef toe dat ik van nature een beetje een obstakeldenker ben en ook nogal makkelijk verval in het gebruiken van het woord ‘maar’. Maar dan moeten we zestig kilo spullen mee, maar het is 35 graden, maar we weten niet of het wel leuk is, maar het is druk – bezwaren genoeg als je mij voorstelt om een dagje uit te gaan op vakantie. Gelukkig ben ik getrouwd met een zonnige mogelijkheden­denker, die mijn bezwaren verbaasd aanhoort en vervolgens negeert, anders zouden wij zelden ergens komen. Eenmaal ter plaatse ben ik trouwens doorgaans goed te doen, dat wel. En vind ik het ook echt leuk.

    En o ja, in het kader van uitstapjes, ik overweeg ook om een gps-­tracker aan te schaffen en op mijn kinderen te plakken, nadat we Casper een keer kwijt zijn geraakt op een drukke Franse markt en nog steeds niet helemaal over het daaropvolgende hartinfarct heen zijn. Het is mogelijk dat ik dergelijke apparaten vroeger het toppunt van controlfreakerij heb genoemd, maar ik was uiteraard nog erg jong en naïef.

 

Dit artikel staat in het Kek Mama Zomerboek 2018.

 

 

 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >

Lees verder onder de advertentie

Meest bekeken