Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
‘Ik parkeer voor de deur en dan gaat het licht uit. Zomaar opeens, van het ene op het andere moment is het op. Ik kan niet meer.’ Kek Mama columnist Anke schrijft eerlijk over haar PTSS.
Ik race van school naar clubjes, vlecht de haren van mijn dochter in een prachtige kerstkapsel, ren van kerstborrel naar supermarkt naar kerstdiner, koop nieuwe kleren voor de kinderen en app met vriendinnen dat we binnenkort echt bij gaan praten. Zeg dat ik wel kom helpen verhuizen, maar niet de hele dag, want ik heb nog werk. Ik heb altijd nog werk. Smeer broodjes voor de kinderen, snij appels voor mee naar school. Eén met schil en één zonder. Allebei in het juiste bakje, anders lusten ze het niet. Met een boterham in mijn mond ren ik de trap af naar de volgende werkafspraak.
Alles kan, nooit doe ik moeilijk, altijd ben ik flexibel. Soms moet ik opeens huilen als er een nieuwe afspraak in mijn agenda verschijnt. Dan veeg ik mijn tranen weg, lach mezelf hartelijk uit en ga weer door. Niet zo zeuren, vrouw. Alle andere mensen kunnen het ook. En ik kan het ook. Steeds vaker nachten van vijf uur, of vier. Soms drie. Omdat er altijd iets te doen is of iemand die even wil praten. Omdat ik Pauw nog wil zien of moet twitteren over iets wat misgaat in de wereld omdat ik dat niet aan kan zien.
Ik zit in mijn auto, gehaast van de ene afspraak naar de andere en tussendoor even snel boodschappen doen. Ik hoor een felle tik in de deur van mijn auto. Het raampje gaat automatisch open en daarna niet meer dicht. Ik duw op knopjes, stop om aan het raam te trekken, maar niets helpt. Met open raam rijd ik naar huis. Ik parkeer voor de deur en dan gaat het licht uit. Zomaar opeens, van het ene op het andere moment is het op. Ik kan niet meer. Lig dagenlang in bed. Soms ben ik uren aan het huilen. Soms ben ik onbereikbaar en reageer ik nergens op. Af en toe slaap ik. De hele tijd wil ik dood. Het voelt alsof ik in een woeste zee ben waarin ik steeds kopje onder ga. Soms kom ik kort boven en kan ik even douchen, of zoals nu: een column schrijven. Daarna verdwijn ik weer.
Om mij heen start een hulpsysteem op. Vrienden sturen elkaar berichtjes. Er komt iemand langs met boodschappen. Iemand belt de huisarts. Die belt een psycholoog. De psycholoog belt mij en niet veel later de psychiater. Niemand kan wat doen. Rust, is het devies. En het uitzitten. En vooral geen domme dingen doen.
Terwijl: die domme dingen heb ik al gedaan. Die domme dingen waren doorrennen terwijl ik aan alles voelde dat dat niet meer ging. Ik ben namelijk ziek. Of nou ja, ziek…ik heb een beperking, zoals dat heet. Een posttraumatische stressstoornis, PTSS. Al bijna dertig jaar. Daar heb ik lang niet altijd last van, maar soms wel. Het is een monster dat af en toe opeens de kop opsteekt. Het maakt me kwetsbaar. Soms val ik opeens uit elkaar. Daarna puzzel ik mezelf weer ineen. Meestal binnen een dag. Dit keer duurt het langer. Al bijna een week.
En ik schaam me dood. Een psychische ziekte hebben voelt als zwakte. Alsof ik niet genoeg mijn best doe. Andere mensen kunnen het toch ook? Waarom ik dan niet. Dat is ook waarom ik te lang doorliep. Omdat ik weigerde toe te geven dat ik soms dingen niet kan die andere mensen wel kunnen. Maar dit is hoe het is: sommige mensen gaan regelmatig door hun rug. Mijn PTSS maakt dat ik soms ‘door mijn hoofd ga’. Bij allebei is het enige wat helpt: rust. Dus die neem ik even.
Anke Laterveer (36) is schrijver, columnist en cabaretier. Samen met haar kinderen Jakob (7) en Hannah (6) woont ze in Haarlem.