Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Lieve (30) is moeder van Jan (3) en Dries (1). Na een heftige scheiding heeft ze de liefde opnieuw gevonden. Voor Kek Mama schrijft ze over alles wat ze sindsdien doormaakt.
Eind maart dit jaar viel hij op de mat. Een brief van het Bevolkingsonderzoek. Het was niet goed daar in mijn buik. Er waren onrustige cellen gevonden die zouden kunnen duiden op een beginstadium van baarmoederhalskanker. Ik trok wit weg, stopte de brief weer in de envelop, belde Rogier, huilde heel even maar ging door met het leven. Er stond genoeg op zijn kop, we waren net in ons nieuwe huis getrokken, de dozen stonden nog metershoog en ik had nog even wat anders te verwerken.
Toch liet het me niet los. Het was niet dagelijks dat ik eraan dacht maar het passeerde, tijdens nachtelijk malen, toch met enige regelmaat de revue. De ‘wat-als-scenario’s’ waren oneindig. Van alles bedacht ik me. Van ziekenhuisopname tot uitvaart; alles kwam voorbij, het enige wat elke keer weer terug kwam, waren mijn lieve kleine kinderen.
Jan en Dries, 3 en 1 jaar oud, met nu al een hele rugzak vol ellende. Dit zouden zij er toch niet bij kunnen en moeten hebben. Een doodzieke moeder, of nog erger: een dode moeder. Hoe zou dat nou moeten met ze als ik zou moeten worden behandeld in het ziekenhuis. Waar zouden ze telkens heen moeten? Naar mijn vader, vrienden of vriendinnen, Rogier? Van hot naar her, hun thuis van ze weggenomen?
En wat als ik helemaal niet beter zou worden en dood zou gaan? Wie zal er dan voor ze zorgen? Mijn ex? Zouden mijn vader, vrienden en vriendinnen en Rogier de kinderen dan nog wel zien, nog wel mógen zien? Zou hun thuis ze dan ook worden afgenomen, niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk?
Eind deze maand moet ik voor een herhaalde oproep naar de huisarts. Hoe dichterbij het komt, hoe vaker de doemscenario’s weer door mijn hoofd schieten. Ik slaap slechter, draai ’s nachts overuren met nadenken en het maakt me bang. Verschrikkelijk bang. Bang dat mijn lichaam niet zo sterk is als mijn geest. Bang dat ik hen moet verlaten, bang dat ik ze hun warme verdiende thuis niet kan geven. Bang dat ik, net zoals mijn eigen moeder, de kinderen te vroeg moet loslaten.
Stiekem sluip ik, na urenlang malen, de kamers van Jan en Dries binnen. Ik bekijk ze van top tot teen, streel hun haren, kus hun voorhoofdjes en fluister hoeveel ik van ze hou en altijd zal blijven houden. Want loslaten wil en doe ik nog lang niet. Het enige wat ik nu wil loslaten is de angst, van alle drie mijn mannen genieten en rustig wachten op de uitslag. Want zoals mijn moeder altijd zei: ‘Men lijdt het meest, van het lijden dat hij vreest.’