Elsa: ‘Ik schrok me kapot toen ik via de babyfoon zag wat de oppas deed’
De oppas in de gaten houden via de babyfoon, je kunt het eigenlijk niet maken. Toch deed Elsa het, en daar is ze achteraf gezien heel dankbaar voor.
Esther (40) is met haar man Dirk en kinderen Bloeme (6), Rosa (8), Laura (10) en Henk (12) een crisisopvanggezin. Naast korte opvang doet ze ook spoedopvang.
“Als de pleegzorgorganisatie mij belt voor een crisisplaatsing, gaat mijn hart al sneller kloppen: yes, we kunnen weer iets betekenen voor een kind. Er komt weer reuring, en een nieuwe uitdaging voor ons. Dat is altijd weer een fantastisch moment. Binnen een paar uur na zo’n telefoontje staat het kind dan op de stoep. Als het nodig is, haal ik poedermelk en luiers. Maar verder staat alles altijd klaar. Ik weet op zo’n moment niet meer dan de leeftijd, wanneer het kind komt en wat er ongeveer thuis speelt. Natuurlijk is het soms best hard werken met vier eigen kinderen en pleegkinderen, maar ik ervaar mijn eigen kinderen als een grote steun. Zij staan direct klaar als het nodig is. We hadden hier eens een peuter van twee jaar oud die mijn hand niet durfde vast te pakken, maar wel die van mijn oudste dochter. Dat is zo mooi, dat de pleegkinderen hier zelf kunnen uitvinden bij wie ze zich veilig voelen.
Verder ben ik continu van alles aan het regelen en zorgen dat het goed loopt. Ik onderhoud ook nauw contact met de pleegzorgwerker, die net als biologische ouders regelmatig over de vloer komen. Ingewikkelde uitjes plan ik niet, dat komt allemaal later wel. Wij blijven gewoon thuis op de boerderij, we bakken wat of knutselen, zorgen voor de dieren en spelen. Gewoon de dagelijkse dingen, zodat de kinderen goed tot rust kunnen komen. Dat is ook de voornaamste bedoeling van onze opvang. Het is het eerste adres waar ze terechtkomen nadat ze bij hun ouders zijn weggegaan. Als ze aankomen zie ik soms vermoeide, bleke snoetjes die me angstig aankijken. Het is voor hen niet niks om in een heel ander gezin terecht te komen. Daarom hanteer ik in het begin geen strenge regels, want dan is er nog meer om aan te wennen.
“In het begin hanteer ik geen strenge regels, want dan is er nog meer om aan te wennen”
Als het kind boos is en het gaat met speelgoed gooien, dan zorg ik dat het zichzelf niet kan bezeren, of ik haal het speelgoed weg. Ik grijp niet hard in: er zijn grenzen, maar ik vind het ook belangrijk om de sfeer positief te houden. Mijn kinderen gaan daar ook heel goed mee om. De meeste pleegkinderen hebben niet veel spullen, onze kinderen geven dan graag iets van henzelf weg. Zo wordt een kind echt onderdeel van ons gezin, wat meedraait op onze structuur en daar goed op gedijt. We passen ons aan elkaar aan en we maken samen nieuwe avonturen.
Lees ook – Mariël groeide op in een pleeggezin: ‘Ik kon hun liefde moeilijk handelen’ >
Onze opvang is altijd tijdelijk; na ons gaat het kind naar een gezin waar het langer kan blijven of terug naar de biologische ouders. Dat kan een maand duren, maar ook langer. Zo kregen we hier een keer een meisje van vijf maanden. Ze bleef uiteindelijk langer dan een jaar. Het was heel bijzonder om de ontwikkelingen van zo’n jong kindje van zo dichtbij mee te maken, maar het was ook zo moeilijk om weer afscheid te nemen. Ik kon natuurlijk niet anders dan me aan haar hechten en mijn hart openstellen. Toen ze wegging heb ik daarom echt een periode van rouw ervaren, ook al was haar vertrek een proces waar we langzaam naartoe werkten. Onze kinderen vonden het ook moeilijk, maar ze vroegen ook na een dag wanneer we een nieuw kindje kregen.
Toch is mijn verdriet geen reden om het niet meer te doen. Want wat wij voor dat meisje hebben kunnen betekenen is veel groter en intenser dan dat verdriet.
“Wat wij voor een kind hebben kunnen betekenen is veel groter en intenser dan het verdriet”
Als ik een pleegkind naar het nieuwe adres rijd, dan kijk ik altijd even goed naar hem of haar. Dan zie ik: je bent echt tot rust gekomen. Je kunt een nieuwe stap zetten, een nieuw avontuur tegemoet gaan. Ik geef ze een fotoboek mee met alles wat ze bij ons hebben meegemaakt. Daarin schrijf ik altijd: als je later groot bent, ben je altijd welkom om langs te komen.”
Als ouders tijdelijk niet meer voor hun kind kunnen zorgen en opvang binnen het eigen netwerk niet mogelijk is, dan gaat het kind naar een gezin uit het bestand van een pleegzorgorganisatie. Er zijn verschillende soorten pleegzorg: crisis, voor zolang als nodig en deeltijd. De laatste vorm komt het meest voor. Gezinnen vangen dan met regelmaat in het weekend en een deel van de vakanties of op een paar doordeweekse dagen een kind op. Ouders die deze ondersteuning nodig hebben zijn bijvoorbeeld alleenstaande moeders die dankzij pleegzorg op adem kunnen komen. Maar ook kinderen die in instellingen wonen en zo toch de dynamiek van het gezinsleven meekrijgen. Bij crisispleegzorg en pleegzorg voor zolang als nodig komt het kind voltijd in het pleeggezin. Kijk voor een overzicht van pleegzorgorganisaties op pleegzorg.nl/pleegzorgorganisaties