Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Sinds Sofie (33) antidepressiva slikt, zit ze niet meer bovenop haar dochter, doodsbang dat haar iets overkomt. Haar omgeving vindt het maar niks: “Ze doen alsof ik aan de drugs ben.”
‘“We waren bij mijn schoonouders en het gebeurde in een split second. Onze tweejarige dochter griste een druif van tafel en stak die in haar mond. Het ding stokte in haar keel. Loïs hoestte, huilde, snakte naar adem en sloeg haar armpjes heen en weer. Ik bevroor van angst. Mijn schoonmoeder handelde gelukkig wel: ze belde 112. Ondertussen sloeg mijn schoonvader Loïs op haar ruggetje en pakte haar onder haar borst. Uiteindelijk hoestte ze de druif omhoog en liep het met een sisser af. Maar niet voor mij.
De dagen erna kreeg ik het beeld van mijn stikkend dochter niet van mijn netvlies. Ik beleefde het voorval dag en nacht opnieuw. In mijn beleving had het uren geduurd en had ik gefaald als moeder door te bevriezen van angst. Uiteindelijk was ik zo uitgeput dat ik me ziek meldde op mijn werk.
Na drie weken vond mijn man Sandro dat ik maar eens naar de huisarts moest. Zo kon het niet langer, vond hij. Ik ben sowieso een piekeraar die wakker ligt als ze zich zorgen maakt, maar nu sliep ik amper en huilde om alles. Bovendien had ik angstaanvallen die uren duurden.
Volgens de dokter kampte ik met een posttraumatische stressstoornis, waarbij ik het trauma van mijn stikkende kind steeds herbeleefde. Hij stelde voor dat ik tijdelijk een antidepressiva zou slikken. Dat zorgt voor de aanmaak van het gelukshormoon serotonine. Met een pilletje per dag zou ik me snel beter gaan voelen, voorspelde hij.
Sandro vond het nogal een paardenmiddel, maar ik was blij. Mijn huisarts had me op dat moment alles kunnen voorschrijven, al moest ik naakt door de Kalverstraat rennen. Alles om maar van het rotgevoel af te komen. Zowaar, na twee weken voelde ik me veel relaxter. Als ik dacht aan het stikmoment, kon ik daar rustig over praten zonder bang te zijn dat ik flauw ging vallen. Ik vond het een wondermiddel.
Inmiddels is het zeven jaar later. Loïs is negen, ze zal zich niet meer zo snel in een stuk fruit verslikken, maar ik slik nog steeds medicijnen. Voor geen goud stop ik met antidepressiva, ik ben doodsbang dat ik dan weer terug bij af ben. Ik heb het wel geprobeerd hoor. Nadat ik het antidepressivum een halfjaar had ingenomen, moest ik van mijn huisarts afbouwen. Ik sliep en functioneerde goed en werkte weer.
Ook Sandro wilde dat ik zou stoppen. Zelf had ik het niet in de gaten, maar hij vond me veranderd. Hij miste de oude Sofie. Volgens hem haalde het medicijn niet alleen mijn angstgevoelens weg, maar ook de toppen van mijn emoties. Ik reageerde nooit meer echt enthousiast, hij vond me vlak en suf. Ook had ik veel minder zin in seks. Ik liet me door mijn man en dokter overtuigen. Ik was niet gek en een sterke vrouw – ik moest gewoon stoppen met die pillen.
Zelfverzekerd nam ik elke dag een halve dosis. Je moet het namelijk langzaam afbouwen. Het ging niet goed: na een week werd ik dol van mijn eigen gedachten. Ik ging me weer paniekerig gedragen. Al snel wilde ik niet meer de deur uit. Buiten zag ik alleen maar gevaren. Achter elke boom een kinderlokker. Ik vond schommels, glijbanen en wipkippen opeens levensgevaarlijk. Ik meed elke speeltuin en stopte Loïs het liefst terug in de box. Ik vond het ook eng alleen met Loïs thuis te zijn.
Wat als er iets gebeurde en ik weer zou verstenen? Bij elke hap die Loïs at, zat ik er als een waakhond bij. Een boterham sneed ik in duizend stukjes. Soepstengels, appels en lange vingers, allemaal dingen die ze heerlijk vond, verklaarde ik tot verboden etenswaar. Ik gaf haar weer flessen pap, al vond ik dat ook eng want daarin kon ze zich verslikken.
Uiteindelijk sloeg ik hele maaltijden over als er niemand anders in huis was, waardoor Loïs jammerde dat ze honger had. Ik piekerde dag en nacht, maar dat vertelde ik niet aan Sandro. Hij zou het niet begrijpen. Mijn huisarts had geadviseerd door te zetten met afbouwen, ook als ik het moeilijk zou krijgen. Maar na twee maanden redde ik het niet meer.
Stiekem nam ik weer een hele pil in plaats van een halve. Ik zei niks tegen Sandro. Het was mijn lijf en ik had geen zin in commentaar. Bovendien wilde ik testen of ik het me niet inbeeldde. Niet dus. Ik voelde me vrijwel direct een stuk prettiger. Ik was minder bang, de nachtmerries verdwenen en ik kon Loïs weer een beetje loslaten.
Na twee weken was ik door mijn voorraad medicijnen en moest ik met mijn billen bloot bij de huisarts. Eerlijk vertelde ik hem over mijn depressieve klachten, mijn onzekerheden over het moederschap en het gunstige effect van de pillen. Minderen was echt geen goed idee, zei ik. Ik wilde niet terugvallen in mijn paniekaanvallen.
Lees ook
Papa is depressief >
Omdat ik zo snel en goed reageerde op de medicijnen, veronderstelde mijn huisarts dat ik niet genoeg serotonine aanmaakte in mijn hersenen. Antidepressiva vullen dat tekort aan. Ik mocht het antidepressivum blijven slikken, maar hij raadde me aan met de praktijkondersteuner Geestelijke Gezondheidszorg te gaan praten. Dat is een soort maatschappelijk werkster die mensen helpt met psychosociale klachten. Zij werkt nauw samen met de huisarts. Volgens hem kon zij me helpen rustiger te blijven terwijl hij stapje voor stapje de medicatie zou verlagen. We spraken af dat ik nog een halfjaar door zou gaan met een pil per dag, dan de dosis met een kwart zou verminderen om na een jaar uit te komen op een halve pil.
De praktijkondersteuner was een aardige vrouw die al snel begon te wroeten in mijn jeugd. Volgens haar waren mijn depressieve klachten niet alleen het gevolg van het druifincident. Dat klopt wel. Ik heb mijn hele leven al stemmingswisselingen. Ik kon me als kind soms vanuit het niets down voelen. Dan zat ik alleen op mijn kamer en wilde met niemand spelen. Toen op mijn zevende mijn kat overleed, heb ik een week ziek in bed gelegen. Ik schakelde moeiteloos over van blij naar chagrijning. Mijn ouders noemden het mijn rare buien.
In de periode dat ik Sandro leerde kennen, zat ik lekker in mijn vel. Ik vloog als stewardess de hele wereld over en genoot van het leven. Als ik me al eens neerslachtig voelde, was dat ergens ver van huis, op een hotelkamer en had niemand er last van. Dan lag ik rustig twee dagen in bed tot we weer naar Nederland vlogen. Toen Sandro en ik serieuze plannen kregen, besloot ik te stoppen als stewardess. Ik vond een job als organisatiemanager.
Ik was door het dolle heen toen ik zwanger raakte. De sombere buien waarmee ik af en toe worstelde, hield ik zo goed mogelijk voor Sandro verborgen. Hooguit dat ik een keer chagrijnig was of Sandro afsnauwde, maar dat weet hij dan aan zwangerschapshormonen. Hij had geen idee hoe rot ik me dan werkelijk voelde. Dat deelde ik met niemand. Ik had alles zo goed voor elkaar: een mooi huis, een fantastische man, een lieve baby, ik schaamde me dood dat ik me evengoed soms zo ellendig voelde.
Na drie gesprekken met de praktijkondersteuner was ik er klaar mee. Ik had geen behoefte aan wekelijke praatsessies, ik wilde helemaal geen onverwerkte jeugdtrauma’s opgraven, ik vertrouwde liever op antidepressiva. Als ik die slik heb ik namelijk geen last van heftige moodswings. Dan word ik een stabielere versie van mezelf. Daar ben ik blij mee, al denkt mijn omgeving er anders over.
Mijn ouders zijn fel tegen. Ze vinden dat ik mijn klachten overdrijf en mijn zegeningen moet tellen. Mijn moeder doet alsof angst en paniek een keuze zijn. Haar advies komt er min of meer op neer dat ik me normaal moet gaan gedragen en stoppen met die ‘drugs’. Mijn man is blij dat ik weer vrolijk ben, maar voor hem blijft het moeilijk te verteren dat ik daarvoor pillen nodig heb. Hij vindt het lastig dat ik zonder medicijnen verander in een angstige vrouw die overal beren op de weg ziet.
Eens per jaar ga ik op gesprek bij de huisarts. Sandro gaat dan mee. We hebben het over mijn gemoedstoestand en mijn medicatie. Inmiddels ben ik overgestapt op een andere, minder zware variant. Nu ervaar ik nog wel de voordelen van het medicijn, maar ben ik niet meer zo suf en vlak. Mijn zin in seks is ook weer terug en zelfs nog sterker dan vroeger.
Volgens mijn huisarts slikken een miljoen mensen antidepressiva en moet ik die medicijnen vergelijken met bloeddrukverlagers, insuline of cholesteroltabletten – als een middel tegen een chronische ziekte. In mijn geval bestaat die ziekte uit depressieve klachten. Een plausibele verklaring, maar dat neemt het taboe niet weg. We zijn met een miljoen gebruikers, maar erover praten ho maar. Ik snap dat wel, je bent toch bang dat de omgeving je als gek gaat betitelen of je ineens met andere ogen bekijkt.
Eén keer heb ik aan twee vriendinnen verteld dat ik antidepressiva slik. Zij reageerden geschokt, alsof ik net had opgebiecht elke ochtend een heroïnespuit in mijn arm te zetten. Ik kon hun afkeuring voelen. Dat had ik toch niet nodig, ik was altijd zo opgewekt. Ja precies, dáárom dus. Ik denk dat ik een veel leukere moeder en partner ben als ik blijf slikken. Nu voel ik me opperbest. Ik ga met Loïs winkelen of hoelahoepen en we bakken koekjes. In de zomer gaan we zwemmen en picknicken. Zonder mijn dagelijkse gelukspilletje ben ik bang dat ik verander in een neurotische en depressieve moeder die haar dochter opsluit in een gouden kooi en nooit meer de deur uitgaat.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer lezen? Neem nu een abonnement op Kek Mama, de #1 glossy voor moeders.