Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Maartje (38) verloor op 1 april 2018 haar zoontje Benja. Hij was twee maanden oud.
Maartje: “Het ene moment werd er nog druk gepraat tijdens de twintigwekenecho, het andere moment vroeg de echoscopiste ineens om stilte. Ze zag een donker vlekje bij een long. Ik weet nog hoe ik meteen helemaal van slag was. ‘Wat is er, ik moet iets weten, gaat-ie dood?’
Maar de echoscopiste zei niet zoveel, ze wist het niet. In mijn hoofd was het doodvonnis al getekend. Terwijl ik eigenlijk helemaal niet zo ben; ik bekijk alles van de positieve kant. En daarbij: het was maar een klein beetje vocht. Nu denk ik: het leek wel alsof ik toen al voelde dat het helemaal mis was. Het was mijn tweede zwangerschap; uit een eerdere relatie was Boaz geboren. Voor Mike was dit zijn eerste kindje. Tot die echo leek alles normaal, maar nu volgden twee weken vol onderzoeken. Uiteindelijk werden we gerustgesteld: dat vlekje is lymfevocht, dat komt vaker voor, het komt waarschijnlijk goed, zeiden de artsen.
Met 35 weken werd Benja geboren. Hij voelde meteen anders dan Boaz. Die stond direct aan, maar Benja was best wel slap. Hij huilde wel, maar heel zachtjes. Mike knipte zijn navelstreng door en Benja ging naar een ander kamertje. Mike was dolblij, half in tranen: hij was vader geworden. Ik voelde het anders. Ik zag hoe mijn baby een kapje op kreeg voor de beademing, een infuusje geprikt, allemaal mensen eromheen. Ik wilde dat helemaal niet zien. Ik wilde alleen maar dat hij oké was. En dat leek ook zo. Zijn hoofdje was een beetje opgezet van het vocht, maar hij zag er verder goed uit.
Na twee weken ziekenhuis mochten we Benja meenemen naar huis. Met mijn moeder maakte ik net zijn kamer klaar toen we werden gebeld door het ziekenhuis: schrik niet, het gaat niet goed, hij moet toch weer naar de intensive care. Er werd met medicatie gestart, maar dat sloeg niet aan. Zijn darmpjes werden stilgelegd, hij kreeg drains, maar niets hielp.
‘Denk je dat-ie doodgaat?’ vroeg ik aan een arts na zes weken intensive care. ‘Dat denk ik niet, maar ik weet het niet zeker’, antwoordde hij. Ik had gezien hoe Benja van een baby steeds meer een robotje werd. Hij reageerde niet meer, zat onder de slangen, zijn hoofdje bol van het vocht. Toen Mike vertelde dat hij een plankje wilde maken waar Boaz en Benja samen aan zouden kunnen tekenen, begreep ik niet waar hij het over had. Ik zag Benja gewoon niet thuiskomen. Ik zag niet voor me hoe hij daar zou rondkruipen. Maar ik kon me wel voorstellen hoe ik mensen zou bellen om te vertellen dat hij dood was.
Benja was twee maanden toen we uit bed werden gebeld. Het ziekenhuis, wist ik meteen. ‘Het lijkt me verstandiger als jullie nu naar het ziekenhuis komen’, werd ons verteld. Zonder veel te zeggen vertrokken we, onderweg haalden we een flesje water bij een tankstation. ‘Niemand ziet aan mij dat mijn baby straks doodgaat’, dacht ik toen.
In het ziekenhuis vertelden ze ons dat Benja weer erg benauwd was geworden en dat zijn longen geen zuurstof meer opnamen. Zo samen met zijn artsen in zijn kamertje besefte ik: we praten nu al over hem alsof hij er niet meer is. De zuster vroeg wat wij wilden voor de nacht. ‘Ik wil gewoon naast hem liggen’, zei ik, want dat kon nooit, hij lag altijd op mijn borst waardoor ik zijn gezichtje nooit goed kon zien. Ik weet nog hoe de arts naar de verpleegster keek toen zij toestemming gaf. Ik zag in haar ogen: dit kan weleens de laatste nacht zijn.
En zo gingen we de nacht in. Mike op de slaapbank, ik bij Benja. ‘Ik wil het allerliefst dat je bij me blijft,’ zei ik zachtjes tegen hem, ‘maar als je moet gaan, dan moet je gaan. Je hoeft hier niet voor mij te blijven. Ik vind het moeilijk, maar ik meen het echt.’ Ik dommelde een beetje in, terwijl ik Benja’s handje vasthield. Mike was ook stil; we zaten hier al twee maanden in, er was niets meer te zeggen. De volgende ochtend kwamen de artsen, hun boodschap was duidelijk: de beste behandeling was geen behandeling. Ik werd zenuwachtig: wat gaat er gebeuren?
Nadat familieleden waren langsgeweest om afscheid te nemen, vroegen de artsen: wat willen jullie? Wachten tot morgen, nu? Daar waren Mike en ik het over eens: Benja heeft aangegeven dat het genoeg is, wie zijn wij om het te rekken? Ik ging weer op mijn bed liggen, Mike hielp met het weghalen van alle slangetjes en de tube. Benja werd bij mij neer gelegd, Mike kroop erbij, huilend. De gordijntjes om het bed gingen dicht. Het was rustig in het ziekenhuis, heel mooi. Ik zong In de maneschijn en Van een rode brievenbus. ‘Dank je wel dat je twee maanden bij ons bent geweest’, zei ik tegen Benja. En: ‘Ga maar, ga maar.’ Ik wilde voor hem dat het voorbij was, dat-ie doodging.
Na een kwartier drukte ik op een knop voor een arts: ‘Ik denk dat hij dood is.’ De arts luisterde; hij hoorde nog iets. Maar vijf minuten later was het stil.
Ik dacht dat dit het moment zou zijn waarop ik in zou storten, maar in plaats daarvan voelde ik zoveel liefde, trots, dankbaarheid. Het leek wel alsof Benja doodging en ik met hem meeging, aan een lijntje. Ik appte ieder een: ‘We did it.’ Zo voelde het: we hebben het geflikt met elkaar. Ik was zo trots op hem: hij is gewoon doodgegaan. En ik ben er zijn hele leven voor hem geweest.
Lees ook
Gezin maakt foto’s met overleden zoontje en pasgeboren baby >
Ik belde meteen met de uitvaartonderneming. Ik wilde dat alles snel voorbij zou zijn. Ik wilde Benja niet wassen, niet aankleden, niet uit zijn mandje halen; het voelde alsof ik hem dan pijn zou doen. Daarbij: hij zag er vreselijk uit, hij was al zo dood.
‘Niemand mag hem zien’, zei ik. ‘Ik wil geen dode baby show.’
Maar uiteindelijk hebben heel veel mensen hem gezien. Daar ben ik nu heel blij om. De crematie was prachtig. Mijn moeder sprak daar: ‘Met zijn dood heeft hij onze angsten weggenomen.’ En zo is het ook.
Want ik had zoveel angst om hem te verliezen, al vanaf die twintig wekenecho, en die angst viel helemaal weg. Hij is oké nu, ik hoef me nooit meer zorgen om hem te maken. Het voelde alsof ik gedragen werd, ook in de periode daarna. ‘Wacht maar, de klap komt nog wel’, zeiden vrienden. Anderen waren bang dat ik manisch was. Ik dacht ook weleens: is er iets mis met me? Ik heb zelfs in zijn kamertje gezeten met muziek van de crematie, omdat ik dacht dat ik móest huilen. Maar het kwam niet, ik voelde me alleen maar blij als ik aan hem dacht. Mike ervoer dat anders; onze relatie heeft het niet gered. We moesten daardoor ons huis verkopen, ik trok weer bij mijn ouders in. En weer kwam de klap niet; het ergste was me toch al overkomen.
Nu, anderhalf jaar later, voel ik het nog steeds zo. Natuurlijk ben ik weleens verdrietig, maar mijn liefde voor Benja is groter dan al dat verdriet. Ik voel zo sterk dat alles klopt, dat alles is zoals het is. Ik ben ook niet boos, ik denk nooit: wat als?
Benja heeft me leren loslaten in liefde, iets waar ik altijd moeite mee had. En doordat ik niet meer bang ben, durf ik een blad te beginnen voor ouders van overleden kinderen. Want iedereen moet weten dat zo’n verlies zoveel meer is dan alleen het verdriet. Benja heeft iets in mij losgemaakt waardoor ik nu gelukkiger ben dan dat ik voor Benja was. Dat is wat hij hier in die twee maanden kwam doen.”
Op 15 oktober 2019 kwam het blad van Maartje uit: NEL magazine.
Dit artikel staat in Kek Mama 11-2019.
Meer Kek Mama? Neem nu een abonnement en profiteer van leuke aanbiedingen!