Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Speelvriendjes, prima, vindt Marieke van Wijk. Hartstikke gezellig. Maar waarom je al die plakkende ouders er gratis bij krijgt, is haar een raadsel.
Dinsdagmiddag, ergens hoogzomer, een graad of 27. Ik heb de dag ervoor met bloed, zweet en tranen een groot model zwembad opgezet in de tuin en dankzij de fijne temperatuur is het water al aardig opgewarmd. Omdat dubbel zoveel kinderen dubbel zoveel lol betekent – althans, in de ogen van mijn zoon Simon (6) en dochter Madelief (4) – zijn voor de gelegenheid vriendje Beau en vriendinnetje Kiki uitgenodigd om te delen in de waterpret. De respectievelijke moeders zijn langsgekomen om de zwemspullen te brengen, zodat die niet naar school meegesleept hoefden te worden.
Als iedereen in badkleding en bandjes is gehesen, begin ik maar eens afrondend om me heen te kijken. “Nou, volgens mij komt het helemaal goed zo. Ze hebben nu al hartstikke veel lol.” Beide moeders knikken instemmend en bewegen geen millimeter. Er valt een nogal ongemakkelijke stilte, waarin hun aankondiging dat ze weer lekker naar huis gaan op z’n plek zou zijn. Beaus moeder kijkt eens om zich heen. Haar blik blijft hangen aan mijn tuinbank. “Jeetje, wat een lekker bankje, zo in de zon.” Ja, dat is een heel lekker bankje, waarop ik zo meteen met mijn laptop ga plaatsnemen om nog wat mails te beantwoorden terwijl ik de kinderen in de gaten houd. En als ik daarmee klaar ben, moet ik het gras nog maaien.
“Ga jij weg, mama?” roept Kiki vanuit het water. De andere moeder kijkt wat om zich heen, grinnikt een beetje en zegt dan, met een gezicht alsof ze een leuk samenzwerinkje met haar dochter heeft: “Dat weet ik niet, schat. Dat hangt er een beetje van af.”
Klinkt vaag, maar ik weet precies waar dit van afhangt. Dit hangt af van de uitnodiging voor een drankje waar zij opzichtig naar hengelt en die ik niet ga doen. Ik heb namelijk andere dingen te doen en ik kan voorspellen waar dit op uitdraait. Het is nu half drie. Als ik ‘één kopje thee’ voorstel, zit ze hier om vijf uur nog. Dat deed ik namelijk de vorige keer. Aan het eind van dat avontuur had ik al drie uur geen drankjes meer ingeschonken en had Kiki’s onbesuisde peuterbroertje mijn huis omgetoverd tot een filiaal van Intertoys waar zojuist een aardbeving had gewoed. “Kiki komt hier nooit meer spelen”, foeterde ik die avond tegen mijn man, maar dat was niet eerlijk, want Kiki kon er ook niets aan doen.
Inmiddels heb ik een radar voor plak-ouders. De vader die jolig roept dat hij de verloren kindersok wel even komt halen ‘want dan heb ik een uitje’ app ik dat ik helaas zo weg moet, maar dat ik wel even bij hem langsrijd. De moeder die tijdens de lockdown niets te doen had en daarom maar al te graag haar zoon bij me kwam ophalen – inclusief ellenlang, oninteressant en niet te onderbreken verhaal net over de drempel van mijn voordeur – ben ik tegenwoordig voor door haar kind net voor vijven zelf wel even thuis af te leveren.
Ik heb een fijnmazige sensor voor onzin-excuusjes. Je hoeft niet te komen checken of je kind zelf z’n laarzen uit kan doen (ik verzin dit niet), ik kan ’m prima helpen. Een gebroken stuk speelgoed vind ik niet erg en als je er toch een verklaring of excuus voor wil geven, kan dat ook per app of desnoods telefoon. Je hoeft daarvoor niet de middag erop met kind(eren) bij me langs te komen om het allemaal te bespreken. Ik heb geen zin en geen tijd om daar tweeënhalf uur aan te besteden. Ook dit verzin ik, helaas, niet.
Lees ook
‘Hallo, ik ben je oppas niet’ >
Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen gekke kluizenaar die helemaal niet van mensen houdt. We wonen in een fijne buurt met veel kleine kinderen en een hoge mate van sociaal contact, precies de reden dat we onze vorige (bejaarden)buurt verruilden voor deze plek. Het probleem is ook niet dat ik deze ouders niet leuk genoeg vind of überhaupt mijn neus optrek voor anderen, het probleem is dat ik een leven heb en niet voortdurend tijd kan en wil vrijmaken omdat iemand anders een drankje in de zon ambieert of blijkbaar zelf niet al te veel omhanden heeft.
Ik werk als de kinderen op school of de opvang zijn, en daarbuiten doe ik al het andere. Dat betekent dat de dagen vaak vol zijn en niet-bso-middagen gevuld met klusjes of toch nog wat achterstallige mail. Daar klaag ik niet over, het is immers mijn eigen keuze, maar het houdt wel in dat ik niet drie keer per week beschikbaar ben om een hele middag een beetje rond te hangen en eindeloos de laatste buurtroddels door te nemen/verhalen aan te horen over andere kinderen/relatieklachten te bespreken. Grappig genoeg zijn het vaak de moeders voor wie hetzelfde geldt met wie ik wel aan de thee/wijn zit. Incidenteel, en doorgaans vooraf afgesproken zodat iedereen er rekening mee kan houden in de planning.
Vriendin Babette herkent het probleem. Haar buurvrouw heeft twee kinderen op de basisschool, geen baan en duidelijk te veel tijd. “En het erge is: omdat ze naast me woont, kan ik niet als smoes zeggen dat er ik niet ben. Twee keer per week, op mijn vrije dagen, tikt ze om negen uur op mijn raam en gebaart ze: even een kopje thee doen? En dan zit ze gerust tot twaalf uur aan mijn keukentafel, terwijl ik er amper aan toe ben gekomen om de ontbijtboel op te ruimen. Ik vind haar heus heel aardig, maar het enige wat ze doet is vertellen over háár kinderen en hoe geweldig die wel niet zijn. Aan het einde van zo’n ochtend voel ik me uitgewrongen, zit mijn jongste al eindeloos op de iPad en is er nog geen was gedaan. Zo frustrerend.”
Om paal en perk te stellen aan dit onverwachte bezoek, besloot Babette eerlijk te zijn tegen haar buurvrouw. “Dat was een hele stap, want ik ben nogal conflictmijdend. Het erge was dat het helemaal geen zin had. Ze was het volledig met me eens, dat ‘wij’ in ‘ons drukke leven’ hier natuurlijk helemaal geen tijd voor hadden. En vervolgens veranderde er niets. Bizar toch? Nu zorg ik maar dat ik altijd iets plan in de ochtend; naar de kinderboerderij met mijn jongste bijvoorbeeld, of even boodschappen doen. Best erg dat dat nodig is.”
Sasja, een andere vriendin, kan ook meepraten over plakkende ouders. Hoe ze ook probeert eronderuit te komen, elke keer staat de vader van de beste vriend van haar zoon (8) weer op de stoep. “En dan te bedenken dat het jongetje maar twee straten verderop woont en prima zelf heen en weer kan lopen tussen onze huizen. Maar zijn vader meent zijn kind altijd te moeten halen en brengen. Want: zo veel auto’s in de buurt. Nu vind ik voorzichtigheid prima, maar waarom hij dan vervolgens onbeschaamd aan onze bar plaatsneemt en maar blijft grappen dat het ‘altijd tijd is voor een biertje’ is mij een raadsel. En de werkdag zit er ook niet op om half vier, zoals hij vindt. Geloof me, mijn man en ik hebben ons eigen bedrijf. Er zijn altijd andere – en betere – dingen te doen dan voor de achtste keer in één maand dat ene biertje te drinken. Dat trouwens altijd ontzettend lang duurt, want die man gaat gewoon niet meer weg. Het dieptepunt was die keer dat hij er om half tien nog zat. En ja hoor, hij wilde ook best sushi.”
Dat is ook zoiets: als je dan eenmaal overstag gaat en toch een drankje inschenkt, lijkt het wel alsof het hek meteen maar helemaal van de dam moet zijn. Dat overkwam me laatst. Het was half vijf, ik schonk net een colaatje voor mezelf in en toen de moeder van Simons vriendje Luuk aanbelde, schonk ik nog even verder. Ik had haar al een tijdje niet gesproken en wist dat het niet zo lekker liep op haar werk, dus ik vond dat ik daar even naar moest informeren. Vooral omdat ze die dag het zoveelste gesprek had gehad.
Allemaal prima, maar rond vijven werden de kinderen moe, hongerig en irritant. Ik begon al spijt te krijgen van mijn uitnodiging. Het huis, door mij net een beetje aan kant gebracht na het spelen, veranderde in een zee van speelgoed, klei en proppen papier en hoe ik ook duidelijk maakte dat de middag er wat mij betreft op zat, de moeder bleef zitten. Ook toen ik maar gewoon ging koken, nogal geërgerd opnieuw alles opruimde en de kinderen de iPad gaf. Ook toen mijn man thuiskwam en zich verwonderd afvroeg waarom we nog niet gingen eten. Ook toen ik zei dat we dat wel gingen doen. Acht keer zei ze: “Ja, we moeten echt gaan.” Om vervolgens te blijven zitten.
Toen ze uiteindelijk vertrok – na een ellenlang ritueel van jassen aantrekken en een nog langer ritueel rondom de schoenen omdat Luuk écht altijd zelf z’n veters wil strikken, ‘haha, ja, het is me er eentje, hoor’ – was het kwart over zeven en was het eten allang koud. Man chagrijnig, kinderen chagrijnig, ik zo ongeveer in tranen. Want dat is het effect op mij als een ander beslist over mijn tijd. Ik vind dat zo frustrerend dat ik erom moet huilen. Wat misschien iets is om eens nader in te duiken, maar vooralsnog pas ik de methode van ontwijking toe. Luuks moeder vraag ik niet meer binnen en wimpel ik de volgende keer af bij de voordeur, een vaardigheid waarin ik inmiddels bedreven ben.
Datzelfde deed ik in de zomer met de moeders van Beau en Kiki. Na die ongemakkelijke stilte zei ik: “Nou, tot straks dan maar. Ik app wel als ze het niet meer leuk vinden.” Duidelijker kan ik de hint niet geven, dacht ik, maar Beaus moeder zei doodleuk: “O joh, ik kan anders ook wel hier wachten?” Toen besloot ik: hints gaan hier niet werken. “Nee, dat kan niet,” zei ik, “ik heb namelijk heel veel te doen. Prima als de kinderen hier spelen, maar ik heb geen tijd om drankjes te drinken. Tot straks.” Achteraf voelde ik me een botte heks, maar het hielp wel. De moeders verlieten de tuin, de kinderen speelden de hele middag en bij het ophalen leverde ik ze afgedroogd en wel af bij de voordeur, die ik met gezwinde spoed achter de kinderruggetjes in het slot duwde.
Hoofdredacteur Helene geeft op Kek Mama TV tips hoe je omgaat met plakkende ouders. Ga naar KekMama.nl/plakkendeouders.
Dit artikel staat in Kek Mama 03-2021.
Meer Kek Mama? Schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >