Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Als je behept bent met smetvrees staat kamperen niet boven aan je bucketlist. Maar een chalet op een camping zou vast nog wel te doen zijn, dacht Joan naïef.
Mijn buurman vroeg of ik misschien ging verhuizen, toen hij mij ’s middags mijn auto zag inladen. Mijn vriend Dennis of ik soms gek was geworden. Beide niet. Nee hoor, ik ging op vakantie. Naar een familiecamping in Nederland waar we voor twee weken een zespersoonchalet hadden gehuurd. En dat vroeg om de voorbereiding, niet in het minst omdat ik weinig vertrouwen had in de omschrijving van ons vakantiestulpje: ‘Met enigszins gedateerde inrichting’. In mijn kritische ogen voorspelde dat weinig goeds.
Al sinds het begin van onze relatie krijg ik van Dennis te horen hoe énig kamperen toch is. Ook écht iets voor mijn zoon Callum. Op onze allereerste date, nu vier jaar geleden, kletste hij al honderduit over het enorme vrijdheidsgevoel, het buitenleven en de aanwezigheid van vriendjes te over voor kinderen. Ondertussen hoorde ik slechts ‘gebroken wakker worden op een luchtbed’, ‘zooi overal’ en ‘buikloop en schimmels’, want: ‘gebruik moeten maken van openbaar sanitair’.
Aangezien ik behept ben met een milde (volgens anderen: extreme) vorm van smetvrees, leek het hele kampeeridee me vrij onzinnig. Waarom zou je je behelpen met een vieze wc en smoezelige muntjesdouche, als je thuis een blinkend schone badkamer hebt? Sowieso ben ik een vreselijke snob die liever in vier- dan driesterrenhotels slaapt en bij het woord kamperen slechts aan creperen kan denken. Dus voordat Dennis ook maar iets anders ter tafel kon brengen, boekte ik al vliegreisjes naar bestemmingen waar we in cleane, luxe hotels sliepen.
Maar ja, Callum werd ouder en vond hotels best even leuk vanwege de goede wifi en aanwezige bubbelbaden, maar hij miste toch wel vriendjes om mee te spelen. De kinderen die we op het strand ontmoetten, bleken meestal op een camping verderop te staan. En dus kwam al snel de vraag: waarom wij niet? “Ja mama,” haakte Dennis in, “waarom eigenlijk niet?” Vanaf het moment dat het twee tegen één werd, kon ik wel inpakken met mijn hygiëneargumenten. En dus moest ik ook geloven aan het kamperen, net als 3,5 miljoen andere Nederlanders die daar volgens de ANWB dol op zij
Enig compromis: niet hardcore, dus geen tent. Wij zouden voor een bungalow gaan, zodat ik in ieder geval niet ’s nachts over de camping hoefde met mijn wc-rol, een eigen douche had en een bed op poten. Plus op redelijke afstand van huis, zodat ik bij nood binnen twee uur weer in mijn eigen boxspring kon liggen.
In de dagen voordat we vertrokken, stuiterde mijn zoon van toen zes door het huis van de voorpret. Zelf had ik eerder het gevoel voor een dubbele wortelkanaalbehandeling op te moeten dan relaxed op reis te gaan. Zeker naarmate ik de reviews las op internet. Het vakantiepark scheen niet al te proper te zijn en ik las gruwelverhalen over ongedierte, viezigheid en muffe luchtjes; vooral in de chalets.
Het maakte dat mijn inpaklijst steeds groter werd. Zonder kamermeisje die mij dagelijks zou voorzien van schone handdoeken (ik zei toch dat ik snobistisch was?), wilde ik die luxe op zijn minst zelf verzorgen. Na een kleine inventarisatie van mijn voorraad zag ik dat ik daar best wat Marie Kondo op kon toepassen. Want waarom bezat ik minstens vijftig handdoeken in allerlei verschillende kleuren, terwijl ik standaard de grijze gebruikte die matchen bij de badkamer? Ik besloot 21 stuks mee te nemen naar ons Huisje Weltevree; drie per persoon per week, plus ieder een badlaken. Na afloop kon ik ze weggooien. Sneed het mes aan twee kanten: geen was en het ruimde zo effectief op. Bij die geachte werd ik nu al blij.
Aangezien ik toch voor de kast stond: mijn beddengoed kon ook best wat Kondo gebruiken. Tuurlijk, ik had drie verplichte lakenpakketten besteld, maar die zaten meestal vol met vlekken van vorige bewoners en sliepen natuurlijk nooit zo lekker. Mijn eigen kussens gingen sowieso al mee.
Naast het linnengoed, onze eigen kleding en waterspeelgoed voor Callum, sleepte ik ook huishoudelijke attributen mee. De aanduiding ‘Senseo-apparaat aanwezig’ was voor mij geen aanbeveling, want: smakeloos. Het zou voor de algehele vakantiesfeer sowieso fijn zijn als ik goede koffie kon drinken, dus mijn Nespresso-machine kreeg een prominente plek op de achterbank. Ons mini-oventje paste prima naast het reservewiel. Vaak zijn die ovens in huisjes te vet om aan te pakken en ik wilde wel graag verse broodjes kunnen afbakken.
Ook had ik mijn eigen koekenpan, grote soeppan en broodplank klaargelegd, evenals wat scherpe messen. Uit eerdere vakantiehuiservaringen wist ik dat het bestek vaak bot en de pannen oud en smerig konden zijn, over de snijplanken maar niet te spreken. Ik moest er niet aan denken daarmee te moeten koken en vermoedde dat we ter plekke zouden bezwijken aan een listeriabacterie.
Wijzer geworden door de kruipende beestjes-reviews sloeg ik een voorraad anti-mug/-spin/-wesp/-mier-spul in waar menige ongediertebestrijding jaloers op zou zijn. En natuurlijk moesten er ook wat schoonmaakspulletjes mee: Dettol om alle mogelijke bacteriën te killen, huishoudhandschoenen, twee flessen bleek, want dat rook zo fris, een fles allesreiniger, toiletblokjes, schuurmiddel, natte reinigingsdoekjes, een pak microvezeldoekjes, afwasborstel, mini schuursponsjes en keukenpapier, veel keukenpapier. Twaalf rollen, schat ik.
Tijdens het inpakken vond ik het allemaal best meevallen, maar eenmaal op de parkeerplaats nam de verzameling vakantiespullen de afmetingen aan van een mini volksverhuizing. Ik snapte buurmans gedachte dus best. Ook ik vroeg me lichtelijk paniekerig af hoe we dit allemaal meekregen. Ik stelde nog voor om met twee auto’s te gaan of desnoods dat Dennis op de motor zou volgen, zodat ik ook zijn stoel kon bepakken, maar dat vond hij een ridicuul idee. Uiteindelijk werd het veel passen en meten, alle gaatjes en hoeken opvullen met tasjes, dozen en zakken. Callums autostoel zat vastgeklemd tussen hoofdkussens en de koffiemachine, zelf nam ik plaats op de badlakens.
Ondertussen bleef Denis mopperen en klagen dat er ook winkels waren in het zuiden van Nederland en dat we niet acuut zouden sterven, mochten we toch moeten eten van een plakkerige campingtafel. Hij zeker niet, als rechtgeaarde kampeerder had hij al flink antistoffen aangemaakt, dacht ik vals. Net voordat we wegreden, kregen we nog ruzie om de waterkoker. Volgens Dennis kon die er echt niet meer bij. Ook niet op mijn schoot, nee. Hij weigerde verder te rijden als ik die niet terugzette in de keuken. Gedwee deed ik wat hij zei, maar propte stiekem nog een fles azijn achter de bijrijdersstoel: daarmee kon ik de aanwezige waterkoker in ieder geval ontkalken. De auto zakte bijna door de vering, maar oké, we gingen op pad. De vakantie kon beginnen.
Lees ook
Vakantiestress: ‘Mag ik alsjeblieft naar huis?’ >
Vooraf had ik bij het woord ‘chalet’ nog een romantische voorstelling à la de houten huisjes met rode luiken waarin
we tijdens wintersportvakanties logeerden. Eenmaal op de camping was ik binnen twee minuten uit die droom geholpen. Deze opgeleukte stacaravan leek er in de verste verte niet op. Drie smalle slaapkamertjes waarbij de deur tegen het bed opbokste. Twee skaileren banken in treinopstelling waar de popcornresten van de vorige bewoners nog opgeplakt zaten. Een morsig keukenblok en een koelkast met slecht sluitende deur met binnenin een wildgroei van ijs. Mijn sneakers kleefden vast aan de vloer. En dan had ik de badkamer nog niet eens gehad: met deurposten vol zwarte handafdrukken en een douchebak en wasbak die geel kleurden van de huidvetsporen.
Was ik hier alleen, dan wel alleen met partner geweest, dan was dit het moment waarop ik met gierende banden was weggeracet. Maar het enthousiasme van Callum die niet uitgesproken raakte over de aanwezigheid van zés glijbanen, twéé trampolines, een mega speelvijver en een binnenzwemparadijs en juichend zijn zwembroek uit de apart gehouden sporttas plukte, maakte dat ik de vluchtpoging niet over mijn hart kon verkrijgen. Dat, plus de lieve som van 1600 euro die dit geintje ons al had gekost. Want twee weken hoogseizoen op een Nederlandse camping kost gewoon goed geld.
Terwijl Callum op zijn step (die hing handig aan de fietsendrager) richting zwembad snelde, dacht ik alleen maar: huishoudhandschoenen aan en gaan. Dennis was ondertussen bezig de spullen uit de auto te halen, terwijl ik bij alles krijste: “Niet op de grond/bank/aanrecht zetten, daar moet eerst een doekje overheen.” Hij werd gallisch van mijn gegil en liet dat blijken door hard te zuchten en nog bozer te kijken.
Om dus te zeggen dat we een heel gezellige start van de vakantie hadden, nou nee. Uiteindelijk heb ik Dennis de spullen laten verzamelen op het opgemaakte extra twee-persoonsbed en hem weggestuurd voor boodschappen, zodat ik rustig mijn gang kon gaan. Toen Dennis terugkeerde, stond er een biertje koud voor hem in mijn uitgesopte koelkast, glom de tuintafel, blonk de douchebak en was er al één fles bleek leeg. Dat laatste merkte ook Callum die na een zwemfestijn met zes nieuwe beste vriendjes binnenkwam en riep: “Hé, ik ruik zelfs hier het zwembad!”
Hoe de kampeervakantie verder was voor iemand met smetvrees? Een beproeving. Elke ochtend boende ik ons chalet, gooide een scheut bleek in het sanitair en gebruikte de door ons afgedankte handdoeken om te dweilen. Als iedereen keurig in huis zijn teenslippers aanhield, was de kans op wratten en voetschimmels klein, zo redeneerde ik. Ik kocht bij de plaatselijke Blokker theeglazen en goedkope witte borden, omdat het aanwezige servies dermate bruine aanslag had dat zelfs schuurpapier het niet meer helder kreeg en verder behoedde mijn meegebrachte huisraad mij voor paniekaanvallen. Badlakens bleken ook zeer effectief te zijn tegen plakkende banken bijvoorbeeld, en dankzij azijn dronken we thee zonder kalkbrokken.
Maar o, wat is zo’n camping góór. Overal meurende vuilniszakken, rondom het zwembad lagen meer losse haren op de vloer dan in een gemiddelde kapperszaak en werkelijk elk speeltoestel kon wel een emmertje Dettol gebruiken.
Maar het kind genoot. Callum had de tijd van zijn leven, op elke hoek ‘woonde’ wel een speelmaatje en hij deed de hele vakantie met twee voetbaltenues en twee zwembroeken. We troffen het qua weer, dus ’s avonds sloeg ik een broek door een sopje en de volgende dag trok hij die weer aan. Daar waar ik bij een hotelzwembad nog geacht werd mee te duiken en springen, kon ik hier gewoon rustig tijdschriften lezen en zelfs een bóek, want zwemmen deed hij wel met zijn new best friends.
Toch heb ik deze zomervakantie niet weer een camping geboekt. Hoe erg ik mijn kind ook zijn vrijheid en vrienden gun, ik wil zelf iets meer ontspannen. Tegenstrijdig als het lijkt, is schoonmaken namelijk niet mijn hobby en word ik gelukkiger van iets meer luxe. Maar we zijn weer tot een soort schikking gekomen. Dit keer kiezen we voor een kindvriendelijk all-in resort in Turkije, met elke dag schone handdoeken en toch genoeg aanwas van speelkameraden. Enig nadeel is dat ik die buffetrestaurants zo onhygiënisch vind. Bij het idee dat iedereen met zijn vingers in die etensbakken zit te wroeten, hoef ik zelf al geen hap meer. Nou ja, dan maar wat noedelsoepjes en verpakte biscuits inpakken. Is ook weleens leuk, om een keer slanker terug te komen van vakantie.
Dit verhaal heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer Kek Mama? Neem nu een abonnement.