Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Op een dag besloot Elise van der Velde dat het tijd werd voor een schoon, opgeruimd huis. Ze begon met één plank en was daarna niet meer te stuiten.
Daar kwam mijn collega op kraamvisite, met haar dochtertje in een wit jurkje. Het meisje kon nog niet lopen en was een billenschuiver. Een billenschuiver! In een wit jurkje! Op mijn vieze vloer! Met een pasgeboren baby is het misschien normaal geen puf te hebben om schoon te maken, maar eerlijk gezegd ben ik al mijn hele leven een slons.
Als kind hoefde ik thuis niet veel te doen. Mijn broer en ik moesten om beurten de tafel afruimen en dat was het wel zo’n beetje. Mijn bed werd altijd vanzelf verschoond, er werd voor me gekookt en gewassen. Officieel moest ik mijn kamer op orde houden maar als ik lang genoeg wachtte, ruimde mijn moeder mijn troep wel op. Toen ik op mijn negentiende het huis uit ging kon ik nog geen ei bakken, laat staan de was doen.
Het was daarom wel even wennen toen mijn man en ik gingen samenwonen. Ik bleef een slons, tot ergernis van mijn geliefde die van nature een stuk georganiseerder is. Maar wanneer ik zwanger was, veranderde ik in Miep Kraak. Met dank aan de zwangerschapshormonen zat na negen maanden mijn hele inboedel in plastic dozen. Van de kaas in de koelkast tot mijn schoenen en beha’s.
Bij mijn tweede zwangerschap viel ik op mijn buik tijdens het schoonmaken. Twee dagen voor de geplande keizersneedatum belandde ik ter observatie in het ziekenhuis. Met een boze echtgenoot aan mijn zijde die vroeg wat me in vredesnaam bezielde toen ik met mijn tonronde buik op een krukje ging staan. Tijdens mijn derde zwangerschap stelde hij voor mijn signalement naar Blokker, Hema en Xenos te faxen: ‘Verkoop deze vrouw geen opbergdozen meer.’
De opruimwoede ebde weg zodra de baby er was. We kregen een huishouden van Jan Steen waarin alles kwijtraakte, ook de rekeningen die hoognodig betaald moesten worden. Toen de kinderen drie, zeven en tien waren, kwam de oplossing in de vorm van een hulp in de huishouding en een oppas die ook strijkt. Dat houdt ons kaartenhuis draaiende; één dag in de week wordt ons huis gereset.
Ondanks de extra hulp bleef de troep zich ophopen. Ook onze drie gemakzuchtige kinderen slingerden scheenbeschermers, balletschoenen en playmobielkastelen lustig in het rond. Ik legde me neer bij de chaos. Ik koos ervoor om op mijn vrije dag níet de afwas te doen maar in plaats daarvan een boek te lezen. Ik werkte hard, onderhield naast mijn werk als tekstschrijver een website en had een wekelijkse column.
“Hoe dóe jij dat allemaal?” vroegen afgepeigerde vriendinnen met opgeruimde huizen,kinderen in schone kleren en nul tijd voor zichzelf.
“Ik kies ervoor niet álles goed te doen”, antwoordde ik dan zeer tevreden.
Maar was ik wel zo tevreden? En was het wel een keuze? Want begrijp me niet verkeerd: ik geniet van een schoon en opgeruimd huis. Net als mijn man. En diep van binnen vond ik het best gênant dat onze kinderen ontbeten met uitzicht op de vieze vaat van gisteren. Pas toen mijn jongste negen was, drong tot me door dat je het allemaal kunt hebben: energie voor leuke dingen, hard werken én een geordend huis. En dat was te danken aan de Netflix-serie Consumed, waarin een professional organizer ontspoorde huishoudens weer op de rit krijgt.
Het grote opruimen begon bij mijn kledingkast. Ik pakte het rustig aan en ordende een plank per dag. Dit keer wilde ik het goed doen en niet, zoals bij eerdere pogingen, in een manische bui alles uit de kast halen en er drie uur later weer in proppen omdat ik het overzicht compleet kwijt was.
Toen ik mijn kledingkast eenmaal onder controle had (dat duurde een paar maanden) durfde ik een publieke ruimte onder mijn hoede te nemen. Om te beginnen ons troepkastje. Iedereen heeft zo’n kastje: het is het centrum van het huis en aantrekker van, nou ja, troep. Op een gemiddelde dag trok het troepkastje een bonte verzameling van persoonlijke spullen van vijf gezinsleden. Van vaccinatieoproepen die ver na de vaccinatiedatum ónder het kastje tevoorschijn kwamen tot een schone onderbroek in maat 128. In een bedje van wat er nog meer in een huishouden circuleert, zoals huiswerkblaadjes, LOL-ballen en een verdwaalde tandenborstel.
Kon die berg, die al vijftien jaar lang bij ons hoorde en die op elke familiefoto als achtergrond diende, echt weg? Ja. Binnen een week zelfs. Er is namelijk maar één opruimregel die je moet onthouden, en dat is: leg alles terug op de plaats waar het hoort.
Lees ook
‘Ik ben gestopt met opruimen en mijn huis is netter dan ooit’ >
Ik besloot me niet te ergeren aan iedereen die weer iets op het kastje legde, maar haalde het stoïcijns weg. En tot mijn grote vreugde werd het er na een tijdje niet meer op gelegd. Echt. Ik zette kaarsen op het troepkastje, die ik ’s avonds aanstak. Zo werd het opeens een gezellig kastje. Een gezellig léég kastje. Daarnaast zetten we onszelf ertoe elke avond de open keuken op te ruimen. Het effect van die plotseling lege, opgeruimde oppervlakte was overdonderend.
“Is er iets veranderd in jullie huis?” vroeg een vriendin. En een andere bezoeker zei verbaasd: “Wat is het hier opeens… sereen.”
Ook de kinderen merkten het verschil. Er was voelbaar minder stress in huis nu er niet meer ’s ochtends vroeg naar onderbroeken of proefwerkblaadjes gezocht hoefde te worden. Al werden ze er niet vanzelf geordender door, wat ik stiekem had gehoopt. Gelukkig verscheen net op dat moment Tidying up with Marie Kondo op Netflix. Het was kerstvakantie en voor het eerst in mijn freelancebestaan had ik mezelf twee hele weken vrij gegund.
Ik bingewatchte de serie en dwong mijn kinderen mee te kijken naar de aflevering over een gezin met kinderen die nooit hun kleren konden vinden. Mijn oudste zoon (17) hoefde niet te kijken. Hij is meervoudig gehandicapt, zit in een rolstoel en kan zijn eigen spullen niet opruimen, zelfs al zou hij het willen. Een voordeel: hij kan ze ook niet laten slingeren. Alle ogen waren dus gericht op de andere twee.
“Zo erg is het toch niet bij ons?” reageerde zijn jongere broer (13) op de uitzending.
“Ik wil ook zo’n mooie kast!” riep mijn dochter (10). Samen met haar, en de rest van Marie Kondo-kijkend Nederland, kocht ik bakjes bij Ikea – Kondo’s methode bestaat simpel gezegd uit al je kleding opgerold in bakjes doen – en brachten we haar slaapkamer op orde.
In tegenstelling tot andere opruimpogingen besliste niet ik hoe de kast van mijn dochter werd ingericht, maar zijzelf. Wat leidde tot een heel andere indeling en etiketjes op de lades als: ‘coole broeken’ en ‘beetje saaie broeken maar wel leuk’. Toen haar dertienjarige broer doorkreeg dat het hele opruimen inhield dat je een dag de baas mocht zijn over de Dymo labelwriter, ruimden we ook zijn kasten op.
Het geslinger van spullen in de woonkamer pakte ik aan met een beloning. Een maand elke avond al je spullen mee naar boven nemen en in je kast doen was goed voor een Tony Chocolonely-reep. Niet heel verantwoord, wel effectief. We zijn twee maanden verder en er zijn inmiddels vier repen uitgedeeld.
Op een kleine dip na, toen ik na de vakantie weer ging werken en daardoor minder tijd en energie had, is ons huis nog steeds op orde. Ik heb een hoop geleerd. Bijvoorbeeld dat kinderen veel meer kunnen dan je denkt en dat het ook goed voor hen is. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die al jong meehelpen in het huishouden later succesvoller worden. Omdat ze snappen dat je in het leven hard moet werken en dat ook de rotklusjes erbij horen.
Het is niet altijd even makkelijk. Soms lig ik net iets te laat in bed omdat ik de keuken nog opruim nadat ik de hele avond heb gewerkt (mijn man doet de boodschappen en kookt), maar het geeft voldoening. Bovendien zet het me aan het denken: waarom werk ik voor de zoveelste keer de hele avond? Waarom kan ik mijn werk niet zo indelen dat ik om zes uur de laptop dichtklap, als een normaal mens? Het fysieke opruimen werkt door op het mentale vlak.
Ik blijf jaloers op mensen die uit zichzelf netjes zijn. Gewoon, omdat het in hun genen zit. Voor mij zal het altijd hard werken blijven om de afwasborstel te pakken of spullen op hun plek te leggen. En voor mijn kinderen ook, omdat ze onze genen hebben. Maar de rust die ik ervoor terugkrijg maakt het keer op keer de moeite waard. En om het einde van ons rommelige tijdperk te vieren, hebben we besloten onszelf te belonen met een vervanger voor het oude kastje. Zo’n lekkere hoge, waar je niets op kunt leggen.
Dit artikel staat in Kek Mama 06-2019.
Meer persoonlijke verhalen lezen? We selecteren de mooiste in onze nieuwsbrief >