Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
In het weekend is Janice (42) er helemaal voor haar kinderen. Maar de rest van de week is ze heerlijk aan het werk en mist ze Igor (12), Mees (9) en Bella (6) geen moment.
Janice: “Ik heb mijn kinderen al vijf jaar niet in bed gelegd. Tenminste, niet doordeweeks, want dan zorgt hun vader voor ze. Drie kinderen op muziekles, hockey en elke zomer een week op zeilkamp, dat kost een klein fortuin. Net als onze verzorgpony trouwens, een groot huis, twee auto’s en luxe gezinsvakanties, drie keer per jaar. Dus werk ik zestig uur per week op mijn accountantskantoor. Ik vertrek van huis wanneer de rest van mijn gezin aan het ontbijt zit en keer pas terug wanneer de kinderen slapen. Behalve Igor, tegenwoordig, want die mag opblijven tot ik thuis ben, rond half negen. Maar die hoef ik niet meer in te stoppen.
Ik ben niet behept met het zorg-gen. Speelde als kind al geen vadertje en moedertje. Ik was het enige meisje in de klas dat geen moeder en juf wilde worden, bezat geen poppen of barbies en heb nog nooit in mijn leven een koekje gebakken. Ik ging liever lezen, en ravotten met de jongens.
Een kinderwens kwam ook niet toen ik ouder werd. Mijn vriendinnen gingen na hun studies samenwonen, een enkeling raakte al zwanger. Ik gruwde bij de gedachte. Kinderen vonden mij niet leuk en ik hen niet – althans, dat vertelde ik mezelf. Ik wist vooral niet zo goed wat ik met ze aan moest.
Maar toen kwam ik Alain tegen. Hij werkte in een bar in een klein Frans dorpje, waar ik met vriendinnen op vakantie was. Ik was 28 en single, hij op zoek naar structuur in zijn leven – wat niet zo wilde vlotten met een aannemersbedrijfje dat niet van de grond kwam, waardoor hij bijverdiende in de horeca. Hij was twee jaar jonger dan ik, maar ik was op slag verliefd. Mijn vriendinnen dachten dat ik gek was geworden. Zeiden: ‘Zo’n vrijbuiter, dat is toch niks voor jou?’ Maar vanaf onze eerste kus voelde ik: jou laat ik nooit meer gaan.
We hielden contact en twee maanden na mijn vakantie zocht hij me op in Nederland. Zo pendelden we een halfjaar op en neer tussen de Dordogne en Den Haag, tot ik zwanger bleek – dwars door de pil heen. Ik was compleet in shock. Een kind? Ik? Zo had ik me mijn toekomst nóóit voorgesteld. Een baby, dat was iets voor anderen. Ik bouwde aan mijn carrière. Wilde partner worden bij het accountantsbureau waar ik werkte. Mijn piepkleine appartement had niet eens ruimte voor een babykamer.
Toch wist ik meteen dat ik het kindje wilde houden. Als er één man was met wie ik het voor mogelijk achtte, was het Alain. Die was op zijn beurt bijna in extase van geluk. ‘Liefde laat zich niet sturen’, vond hij. En ik vond dat hij gelijk had. Stap één was dat Alain bij me introk. Daarna sloegen we aan het rekenen. Ik verdiende goed, maar kinderopvang is duur. Alain had geen baan in Nederland. Gelukkig bleek de vraag naar aannemers groot en kon hij zo als zelfstandige aan de slag. We spraken af dat ik fulltime zou blijven werken en hij alleen projecten aannam die te combineren waren met de zorg voor een baby. In de weekends bijvoorbeeld, en bij voorkeur niet voor meer dan drie dagen per week – de hoeveelheid opvang die we inkochten. Zo zouden we het makkelijk redden.
Lees ook
Mama houdt van hard werken: ‘Ik ben geen type dat elke middag cupcakes bakt met de kinderen’ >
Ik moest er behoorlijk aan wennen, het feit dat ik nu moeder werd. In het begin van mijn zwangerschap was er bijna geen nacht dat ik niet in paniek wakker schoot. Mijn hemel, een baby, wilde ik dit écht wel? Ik zou in elk geval geen borstvoeding geven; veel te veel gedoe, dacht ik. Fijn, vond Alain, dan kon hij de nachtvoedingen doen zodat ik uitgerust naar mijn werk kon. Wanneer ik in een radeloze bui bang was nooit van een baby te kunnen houden, suste hij me en zei: ‘Je houdt toch ook van mij?’ Net als wanneer ik bang was dat ik het simpelweg niet kon, moeder zijn, zoals ik altijd had gedacht. Dan reageerde Alain droogjes: ‘Ik weet zeker van wel, maar ik weet óók dat ik een fantastische vader zal zijn, dus dan zorg ik wel namens ons beiden.’
Een week na de uitgerekende datum werd Igor geboren. Het was een helse bevalling. Zijn schouder zat klem achter mijn schaambot, waardoor hij vast bleef zitten in het geboortekanaal. Na anderhalf uur persen kreeg ik alsnog een spoedkeizersnee. Daar, op die operatiekamer, sloeg de paniek toe. Ging mijn kind het wel redden? Wat als het zuurstoftekort schade naliet? Had hij geen pijn? Van het ene op het andere moment werd ik moeder; ik voelde het tot in het diepst van mijn vezels.
Igor hield een gebroken sleutelbeen over aan de bevalling en huilde onophoudelijk. Mijn grootste angst werd werkelijkheid: ik had een kind en ik kon het niet eens troosten. Ik besloot toch borstvoeding te geven, de enige manier om hem tot rust te brengen. Na vijf dagen in het ziekenhuis mochten we naar huis en stopte het huilen. ‘Zie je, je bent de beste moeder van de wereld’, glunderde Alain. Ik begon het zelf eindelijk te geloven.
Toen Igor tien weken was, ging ik weer aan het werk. Ik had er geen seconde moeite mee. Alain was thuis, die eerste dag, dus Igor had de beste zorg die hij kon krijgen. Het moment dat ik op kantoor achter mijn bureau zakte, een kop koffie in mijn hand en doodse stilte om me heen, had ik het gevoel dat ik mijn eerste ademteug nam na maanden van verstikking. Ik schrok er zelf van: zo had ik het moederschap tot dan toe helemaal niet beleefd. Dacht ik.
De eerste opvangdag, later die week, verliep hetzelfde. Alain bracht Igor ernaartoe zodat ik vroeg naar kantoor kon, en pas toen ik een telefoontje van de leidsters kreeg – standaard op de eerste dag – moest ik aan mijn kind denken: ‘O ja, hij is niet bij zijn vader, maar bij vreemden.’ Ik schaamde me dat ik me geen seconde zorgen had gemaakt, maar verzonk meteen weer zo diep in mijn werk, dat ik geen tijd had om daar al te lang bij stil te staan. Toen ik na mijn werk thuiskwam, en Igor schoon gebadderd met Alain op de bank lag terwijl de lasagne in de oven stond, wist ik: zo gaan we het doen, ons leven. Ik was dolblij om Igor weer in mijn armen te hebben. Ik knuffelde hem plat, gaf hem zijn laatste fles en legde hem in het ledikantje naast ons bed. Ik was volmaakt gelukkig. Maar had ik hem gemist? Nee, geen moment.
Alain had het lastiger. Hij vond het zielig, zo’n kleine baby op wat hij maar een kille opvang vond. Igor had zijn ouders nodig, oordeelde hij, die hem onverdeelde aandacht gaven. Alain vertrok met tegenzin naar zijn werk en belde wel tien keer per dag naar het kinderdagverblijf om te vragen hoe het met Igor ging – wat overigens altijd prima was. Ik verkrampte bij de gedachte zeven dagen per week, 24 uur per dag bij mijn kind te zijn. Niet dat ik niet van Igor hield, ik zou mijn leven voor hem geven. Ik had alleen de tijd en plek voor mezelf die ik vond op mijn werk, keihard nodig.
Prima, vond Alain, hij deed niets liever dan zorgen. Het geld dat we bespaarden wanneer hij nagenoeg zou stoppen met werken, was bijna net zoveel als hij verdiende. Zes maanden na Igors geboorte besloten we dat Alain alleen nog ja zou zeggen tegen echt bijzondere klussen en ik fulltime zou blijven werken. Zo waren we alle drie perfect gelukkig.
De constructie beviel zo goed dat ik na anderhalf jaar zelfs durfde na te denken over een tweede kind. En drie jaar daarna aan een derde. Ik borstvoedde alle kinderen tot mijn bevallingsverlof erop zat en liet ze bij me in bed slapen tot ze een halfjaar waren. Wel verhuisden we tijdens mijn tweede zwangerschap: een tweekamerappartement is niet te doen met twee kinderen.
Het huis dat we kochten heeft een tuin en een trampoline en ruimte voor de jeugd die ik mijn kinderen wil geven. We weten niet beter meer dan dat ik het geld binnenbreng en Alain de zorg op zich neemt. Dat is financieel ook het handigst. Ik heb niet de indruk dat de kinderen me missen; gezinnen waarin de vader lange werkdagen draait, bestaan toch ook al eeuwen probleemloos?
Het kost me welgeteld één offer, om een goede moeder te zijn naast mijn drukke baan: ik heb zo goed als geen sociaal leven. Wanneer ik in het weekend eindelijk tijd heb voor mijn kinderen, wil ik er ook echt voor ze zijn. Dan knuffelen we met z’n allen in het grote bed, zijn de rest van de dag bezig met hockeywedstrijden en de pony, en eten ’s avonds op de bank bij een familiefilm. De zondagen brengen we ook altijd samen door. Dan luister ik naar alle verhalen van de kinderen, speel met ze, help ze met huiswerk en doe alles wat moeders doen. Zo kan ik er op maandag weer tegenaan – en zij ook.
Voor schoolgesprekken, doktersafspraken en andere belangrijke dingen van de kinderen maak ik altijd tijd. Ik heb nog nooit iets wezenlijks gemist. We hebben de traditionele rollen gewoon omgedraaid. Een vader die alleen in het weekend voor de kinderen zorgt, houdt toch ook niet minder van ze dan de moeder? Voor ons is dit een logische constructie. Ik ben beter in werken, Alain zorgt liever. Allebei houden we zielsveel van onze kinderen, én van elkaar. Lijkt mij een win-winsituatie, en de kinderen krijgen er nog een moderne kijk op het leven door ook.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer Kek Mama? Neem nu een abonnement en profiteer van leuke aanbiedingen.