Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Haar zoon vindt haar net een nijlpaard, haar dochter vergelijkt mama met een donzig kussen. Anke is dik en heeft er geen enkele moeite mee.
“Mama, jij bent net een nijlpaard!” schreeuwt mijn zoon enthousiast door het zwembad. Ik durf niet te kijken, maar ik ben er vrij zeker van dat iedereen in het zwembad instemmend knikt. Je hóórt ze gewoon denken: inderdaad, wat een dikke vrouw, absoluut net een nijlpaard. Ontzettend opmerkzaam kind. Net als ik besluit dat ik mezelf nu net zo goed ter plekke kan verdrinken, komt hij met uitleg. “Nijlpaarden zijn erg snel en sierlijk in het water. Je kan echt zien dat jij veel zwemdiploma’s hebt.” En opeens moet ik lachen. Om hoe raar de hersens van mijn kind werken en een beetje om mezelf. Dat ik die nijlpaardopmerking zo verschrikkelijk vond.
Als ik me afdroog, denk ik nog even verder over waarom ik dat nou zo erg vond. Want ik ben dik. Niet gewoon vijf kilo te zwaar of ‘misschien had ik wat minder moeten snaaien tijdens de vakantie’dik, maar écht dik. Van dat dik dat je geen kleren kunt kopen in de meeste kledingzaken en je altijd een beetje zenuwachtig bent of je wel in een vliegtuig/bioscoop/achtbaanstoeltje gaat passen. Het soort dik kortom, waar grote mensen iets van vinden en kleine kinderen regelmatig vol verbazing iets van zeggen.
Zoals laatst in de supermarkt. Mijn dochter Hannah en ik stonden in de rij. Voor ons een vader met een karretje met zijn peuterdochter erin. Ik lachte naar het kind. Zij lachte terug. Ze bekeek me eens goed en zei toen: “Jij bent dik.” Ik lachte weer en zei vrolijk: “Dat klopt! Mooi hè?” Haar vader had intussen een hoofd dat roder was dan de tomaten die hij uit zijn handen liet vallen. Hannah deed er nog een schepje bovenop door trots te zeggen: “Mijn moeder heeft de dikste billen van iedereen die ik ken.”
Ik vind het leuk dat ze trots is op mijn dikke billen en dat mijn kinderen houden van mijn volle lijf. Net zoals ze trots zijn op hun dunne vader. “Papa is van botten en jij bent van kussens gemaakt”, zei Hannah al op haar vierde. Zonder oordeel, gewoon: zo zijn mijn ouders en ik vind dat fijn, omdat ik hen fijn vind. Toch is dat niet altijd makkelijk. In bijna elk kinderboek/serie/film zitten wel grapjes over dikke mensen. Over hoeveel we allemaal de hele dag eten en hoe lui en dom we zijn.
Terwijl we aan de ene kant kinderen leren dat ze lief moeten zijn voor alle mensen en dat het niet geeft hoe je eruit ziet, leren we ze ook dat je om dikke mensen best mag lachen. Of dat dik zijn iets is om je voor te schamen. Terwijl ik mij er helemaal niet voor schaam. Dit is het lijf wat ik heb. Het kan en doet alles wat ik wil, het staat me goed en dat ik af en toe op een feestje met mijn kont een glas van tafel zwiep, nemen we maar op de koop toe. Ik voel me prima en mooi zoals ik ben.
“Zo knap vind ik dat”, verzucht een collega tijdens de koffie. “Ik ben altijd onzeker over mijn lijf. Vraag me elke ochtend weer af of ik niet dik lijk in wat ik die dag draag.” Het zijn zorgen die ik niet heb. Ik lijk niet in de ene broek dik en in de andere niet. Ik ben het gewoon. Wat ik ook draag. Dat vond ik in het begin heel vervelend, maar inmiddels ben ik eraan gewend. Ik draag dus ook gewoon strakke jurkjes als ik daar zin in heb. Er is echt helemaal niemand die ik kan laten geloven dat ik eigenlijk heel slank ben door een wijde jurk aan te trekken, dus waarom zou ik het proberen?
Maar ik snap haar wel, want ooit had ik die zorgen zelf ook. Tot mijn negentiende was ik namelijk slank. Nog geen zestig kilo woog ik. En altijd onzeker over mijn buik en benen. Nooit droeg ik korte rokjes of broekjes en ook onder langere rokken had ik altijd een legging of een panty. Het leek me echt voor iedereen beter als ik mezelf een beetje bedekt hield. Als ik nu terugkijk naar die foto’s denk ik: wat een prachtwijf. Maar toen vond ik mezelf met al die borsten en billen en heupen veel te veel.
Tot ik ziek werd en medicijnen kreeg. Binnen een jaar verdubbelde ik in gewicht. Achteraf heb ik weleens gedacht: hoe heb ik dat niet kunnen zien? Maar ik was te druk met overleven en beter worden en de mensen om me heen waren dat ook. Dus toen ik na een jaar of twee weer een beetje begon op te knappen, moest ik ineens dealen met dat ik een Dikke Vrouw geworden was. En dat bleek nog een hele opgave. Ik vond het namelijk verschrikkelijk. Dacht dingen als: wie is die vrouw die ik opeens ben? Wat moet ik aan en hoe kan ik nu ooit nog naar een zwembad, het strand of de sauna? Vanaf dat moment droeg ik ook alleen nog maar kleren waarin zo min mogelijk huid te zien was. Lange mouwen, lange pijpen, wijde jurken eroverheen.
Jarenlang liep ik er zo bij. Ook als het warm was. Ook als ik thuis was. Zelfs als ik alleen was. Hoogzwanger van Hannah en midden in een hittegolf zat ik oververhit op de bank. En maar volhouden dat het prima was. “Heb je het niet heet?” “Nee joh!” riep ik hevig zwetend. “Wist je dat ze in veel landen in Afrika expres veel kleren dragen? Dat houdt je juist koel.”
Tot ik op een dag op een festival was, Lowlands. Het was 35 graden – in de tenten waar de bands speelden nog net iets meer – en ik liep weer van top tot teen ingepakt rond. Moest af en toe even zitten omdat ik bijna flauwviel van de hitte. “Doe nou gewoon je vestje uit”, zei mijn man, die zelf in een korte broek en hemdje liep, bijna smekend. Ik wilde alweer nee zeggen, keek om me heen en zag hoe bijna iedereen zo min mogelijk kleren aanhad. Ontblote bovenlijven, bikinitopjes en hotpants. En ik dacht: waarom ook eigenlijk niet? Voor het eerst in twaalf jaar zagen mijn bovenarmen weer zon en voelden ze de wind. En wat denk je? Niemand keek op of om.
Vanaf toen deed ik het vaker. En dat beviel me prima. Langzaamaan werd ik steeds zekerder en gelukkiger met mijn lijf. Toen ik een paar jaar later na mijn scheiding als een dolle aan het daten sloeg, kwam dat goed uit. Ik dacht dat geen man op mij zou vallen, maar bleek vrij goed in de markt te liggen. Soms omdat iemand specifiek op dik viel. Soms ondanks dat iemand meer met slanke vrouwen had, maar vooral omdat het aantrekkelijk is als iemand zichzelf net zo leuk vindt als dat jij haar vindt. Het hielp vast ook dat ze nooit hoefden te antwoorden op de onmogelijk op de juiste manier te beantwoorden vraag: “Vind je mij dik hierin?”
En toen, na een vrij wilde periode van erop los daten, ontmoette ik iemand waarmee ik wel een relatie wilde. En hij met mij. Het is een wat onverwachte match. Niet alleen is hij ruim acht jaar jonger dan ik, ook gaat hij minstens vier keer in de week naar de sportschool. Ineens deed mijn gewicht er in mijn hoofd weer toe. Ik voelde me oud, dik en onaantrekkelijk naast hem. Die eerste twee zijn natuurlijk ook gewoon waar, maar de derde zeker niet. Dus moest ik iets doen.
Ik kocht een spiegel en zette die pontificaal naast mijn bed (tot grote vreugde van mijn vriend, die graag naar zijn gespierde lichaam kijkt). Elke dag keek ik in die spiegel bij het opstaan en naar bed gaan. Ik keek hoe ik bewoog, hoe als ik links in mijn buik prikte het doortrilde naar rechts en hoe mijn billen en benen vol cellulitis zitten. Ik vond het niks. Maar ik zette door. Elke dag bleef ik kijken. Net zo lang tot het geen pijn meer deed en daarna tot het gewoon werd. En toen nog iets langer, tot ik het mooie eraan zag. Soms zat mijn dochter naast me.
“Ik heb geen borsten”, zei ze dan. “En niet van die spikkels op mijn gezicht.”
“Nee”, schudde ik (ik zag dat mijn onderkin meeschudde).
“Jij bent echt dik hè, mama?”
“Ja, liefje.”
“Ik niet.”
“Nee. Jij niet. Vind je dat jammer? Of juist wel fijn?”
“Ik vind het gewoon. Jij bent zoals jij bent en ik ben zoals ik ben.”
Ja, dacht ik toen. Het is ook niet wel of niet goed. Het is gewoon zoals het is. En dat is eigenlijk een dikke prima.
Dit artikel staat in Kek Mama 12-2017.
Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >