Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Dagelijks sterft Joan duizend doden als zoon Callum alleen naar school fietst. Terwijl: hij is elf. Hoog tijd om die navelstreng eens door te knippen, vindt ze eigenlijk zelf ook wel.
“Straks in groep zeven fietst iedereen zonder ouders naar school.” Callum, zes jaar oud en veilig bij mij achterop zittend, vertelt het triomfantelijk. Ik reageer vol afgrijzen en ongeloof. Ook al ligt zijn school op 1,4 kilometer van ons huis en is het een stukje van tien minuten, ik kan me helemaal niks voorstellen bij ‘alleen fietsen’. Zeker niet omdat er een onoverzichtelijk kruispunt op de route ligt. De gedachte dat mijn mannetje ooit in zijn uppie door het Amsterdamse verkeer zou moeten vind ik ondragelijk.
Zich niet bewust van mijn overpeinzingen somt Callum op welke oudere broers en zussen van zijn vriendjes dit zelfs al in groep zés mochten. Ik grap dat het anders is als je meerdere kinderen hebt, dan kun je wel een risico lopen. Ondertussen denk ik: gaat niet gebeuren. Nooit. Ik vergezel je zelfs nog als je later naar de universiteit moet.
Nu, een paar jaar later, is zijn voorspelling toch uitgekomen en sterf ik dagelijks duizend doden. Callum fietst – inmiddels in groep zeven – op een stoere transportfiets naar school met klasgenote Feline, die twee blokken verderop woont. Het liefst wil ik achter hem aan rennen of hem stiekem op enige afstand achtervolgen. Ik vind het doodeng dat hij zelfstandig gaat.
Natuurlijk, hij heeft zijn verkeersexamen keurig afgelegd en we hebben de hele zomervakantie de route geoefend. Hij weet van links-rechts-links-kijken en handen uitsteken én hij heeft speciaal voor deze expeditie een telefoon van ons gekregen. Hiermee belt hij elke ochtend zodra hij gearriveerd is. Om niet voor schut te staan voor zijn klas hoeft hij de bel maar één keer te laten overgaan. Hij doet het trouw, maar die ene keer dat hij het vergeet bel ik volledig in paniek om 8.35 uur naar de conciërge: zit Callum misschien al in klas HBB?
Loslaten, ik vind het een opgave. Ik ben er gewoon enorm slecht in. Bij mij openbaarde zich dat voor het eerst toen Callum vijf maanden was. Op het consultatiebureau werd vriendelijk geïnformeerd of ik al was begonnen met een groenten oefenhapje. Ik keek de arts glazig aan: groentehapje? Hoezo? Hij dronk lekker mama’s melk. Het hele jaar zou ik hem puur de fles geven, leek me wel zo makkelijk. Hij was een baby, die namen toch alles vloeibaar? Wist ik veel dat die met negen maanden al brood en pasta kunnen wegstouwen? Het was voor mij zo’n teleurstelling dat hij niet meer volledig afhankelijk was.
“Bij alles wat hij kon dacht ik slechts: blijf nou alsjeblieft klein”
Sowieso vond ik dat hij zo snel opgroeide. Dat hele ieniemienie, het larfgedeelte zeg maar, waarin ze uren op je borst liggen, duurde amper een week of acht. Daarna wilde Callum zich omdraaien, zitten, geluidjes maken en speeltjes pakken. Bij alles wat hij kon, klapten de tantes en opa en oma hun handen stuk, maar ik dacht slechts: blijf nou alsjeblieft klein.
“De navelstreng tussen ons zit nog vast”, roep ik altijd als iemand me erop wijst dat ik mijn zoon vrijer moet laten. Misschien omdat ik een single moeder was toen ik hem kreeg, na tien jaar te hebben gewacht op zijn komst. Tien jaar waarin ik vier miskramen kreeg. Maar het kan ook een onhandige karaktereigenschap zijn. Of iets moeder-eigens, want ik heb meer vriendinnen die hun kinderen het liefst in gouden kooitjes opsluiten. Ik ben gelukkig niet de enige.
“De tuin uit? Wist hij wel hoeveel kinderlokkers er rondliepen?”
Het is dat ik verkering kreeg, anders zat Callum nu nog in de voortuin met speelhuisje en trampoline. Hij was vierenhalf toen mijn vriend Dennis vroeg wanneer mijn zoon een keer de tuin uit mocht. Hij had het zo een tijdje aangekeken en bedacht dat Callum het misschien leuk zou vinden om ook op het speelplein voor ons huis te schommelen met de buurtkinderen. Eh… nooit? Wist hij wel hoeveel kinderlokkers en andere predators er rondliepen? Bij mij achter de omheining leek me wel zo veilig. Uiteraard gaf ik ook hierin toe. Weliswaar ging ik de eerste weken als een akela op het bankje bij de zandbak zitten, maar toen dat ook wat belachelijk werd, liet ik los. Al checkte ik alles nog wel zo’n tien keer per uur via het keukenraam.
Lees ook – Kind opeens in de bovenbouw: ‘Heb ik hem wel voldoende losgelaten?’ >
In diezelfde periode ging Callum ook voor het eerst naar school. Tot die tijd zat hij op het kinderdagverblijf en kon ik lezen en schrijven met zijn lieve leidsters. Ook al belde ik drie keer per dag om te vragen hoe het ging, niemand die daar moeilijk over deed. Als ik hem haalde of bracht, nam ik uitgebreid de tijd om met hen de dag c.q. nacht door te nemen. Nu Callum naar de kleuterschool ging, bleek een kus en knuffel van mijn zoon de enige overdracht.
Ik had me voorgenomen dat hij de eerste maand enkel halve dagen naar school zou gaan en dit ook afgestemd met mijn opdrachtgevers. Kon hij én ik rustig wennen aan het idee. Die maandag bracht ik met een knoop in mijn maag Callum naar zijn klas.
“Nu liep ik zelf snikkend het gebouw uit, linea recta richting warme bakker om mezelf te troosten”
Onderweg had ik hem gezegd dat we ’s middags wat leuks zouden kopen in de speelgoedwinkel als hij niet zou gaan huilen bij het afscheid. Hij keek me aan met een verbaasde blik: huh, huilen? Waarom? School was toch leuk? Klopt, de enige die het niet drooghield was ikzelf. Ooit zag ik op het journaal koningin Máxima in tranen, omdat ze Amalia naar kleuterschool bracht. Destijds vond ik dat zo bespottelijk. Nu liep ik zelf snikkend het gebouw uit, linea recta richting warme bakker om mezelf te troosten met wat lekkers.
Het kind hoefde niet beloond te worden. Callum had nergens last van gehad, zo bleek toen ik hem om twaalf uur weer kwam ophalen. Hij stelde dat school ontzettend cool was en dat hij vanaf nu hele dagen wilde gaan en geen halve, net als de andere kinderen. Een week later vroeg hij of hij ook mocht overblijven en had ik plots de hele wenmaand voor mezelf.
Ik vond het lastig dat hij ineens zo groot was geworden en mij minder nodig leek te hebben. Natuurlijk wil ik geen zoon die op zijn dertigste nog bij zijn mammie thuiszit, ik wil dat Callum opgroeit tot een zelfstandige, evenwichtige jongen. Tot nu toe lukt dat aardig. Maar dat wil niet zeggen dat het zijn moeder makkelijk afgaat. Het evenwicht tussen de teugels laten vieren en ze aantrekken blijft nog steeds een dagelijkse struggle.
Logeren bij een vriendje is uiteraard oké, maar die keer dat een jongen uit zijn klas hem een weekend meevroeg naar een vakantiehuisje ergens in de bossen, samen met diens vader, heb ik toch maar een smoes verzonnen. Ik kende de bewuste knul en zijn vader niet en kreeg een rare smaak in mijn mond bij de gedachte aan een man alleen met twee kinderen. Noem me overdreven of achterdochtig, maar ik durfde mijn spruitje niet mee te geven.
Meerijden met anderen, ook zoiets griezelig. ‘Hij wordt thuisgebracht’ als pluspunt op een uitnodiging voor een verjaardagspartijtje, betekent voor mij drie keer slikken. Rijden ze wel voorzichtig? Zitten er niet te veel kinderen in een auto? Dragen ze veiligheidsgordels? Rijden ze niet te hard? Callums beste vriend schept graag op dat zijn ouders de afstand Amsterdam-Eindhoven in een uur kunnen overbruggen. Vind ik nou niet bepaald een aanbeveling, als je bedenkt dat een normaal mens daar bijna het dubbele over doet. Zeker niet met mijn zoon erbij.
“Ik rijd met alle liefde zelf naar de uitwedstrijden, weet ik tenminste zeker dat hij er heel aankomt”
Meestal verzin ik een reden om hem toch zelf te brengen naar speelafspraken of op te halen van een feestje, dan zeg ik: “Hij is snel wagenziek, ander spuugt hij misschien in jullie auto”, of: “We zijn toevallig in de buurt.” Ik heb mezelf expres ook niet aangemeld bij de carpool-appgroep van voetbal. Ik rijd met alle liefde zelf naar de uitwedstrijden, weet ik tenminste zeker dat hij er heel aankomt.
Samen met zijn teamgenoot naar de eigen voetbalclub fietsen mag, omdat hij geen gevaarlijke weg over hoeft te steken en het door een parkje met keurige fietspaden is, maar ik haal hem áltijd op. Callum mag niet in het schemerdonker terug, hoeveel jongens er ook met hem terugfietsen.
Sowieso ben ik liever gewoon bij zijn trainingen en wedstrijden aanwezig voor het geval er iets gebeurt. Dat het niet overdreven is, bewijst die ene keer dat ik er niet was, omdat ik kaartjes voor een theatervoorstelling had en Callum onverwachts in de finale van het schoolvoetbaltoernooi stond. Uitgerekend toen botste hij tegen de keeper aan met een lichte hersenschudding als gevolg. Ik stapte net de zaal in toen mijn telefoon ging. Het was zijn juf, die zei: “Joan, schrik niet, alles is onder controle, maar….” Ik kon wel janken en heb van de stress amper iets van de voorstelling gezien.
Lees ook – Mariette: ‘Ik stond zwaaiend langs de lijn met een bloedend moederhart’ >
Omdat voorkomen beter is dan genezen, probeer ik Callum zelfbewust en zelfredzaam op te voeden. Ooit moet hij – o gruwel – naar de middelbare school, nu vind ik het al doodeng als hij in zijn eentje naar het voetbalveld in de wijk wil. Ik kan niet altijd mee en dat zou ook raar zijn; hij is nu net elf, dan wil je ook geen chaperones meer. Ik móét hem weerbaar maken. Dit doe ik onder andere door hem te vertellen over mogelijke gevaren en hoe hij daar dan op zou moeten reageren.
Dani, een voetbalmaatje van hem, werd laatst midden op de dag beroofd van zijn iPhone 13. Dani was Pokémons aan het vangen in de buurt toen er een oudere jongen op een scooter zijn nieuwe telefoon uit zijn handen griste. Dani was er kapot van en ontwikkelde er een straatangst door.
Ik heb dat voorval uitgebreid met Callum besproken, vooral omdat hij nogal heldhaftig beweerde dat hij zelf nooit zijn telefoon zou laten stelen. Hij was zo sterk, hij zou wel even als een ninja vechten. Die opmerking vond ik niet zo slim en nog riskant ook. Ik heb hem op zijn hart gedrukt dat wat ze ook van hem willen stelen (zijn fiets/ jas/ tas), hij het zonder pardon moet afgeven. Ga niet in discussie, loop alsjeblieft geen klappen op.
Bij het idee alleen al blijf ik er bijna in, maar het is wel de realiteit als ik hem meer zijn eigen gang laat gaan. Er zijn nu eenmaal slechte mensen en die houden zich ook op rond (beveiligde) schoolpleinen, speeltuinen en voetbalvelden. Bij het uitkiezen van spullen, nemen we nu expres al een wat minder dure variant. Een tweede- of derdehands mobieltje is prima en hij heeft een degelijke fiets en geen supersonische elektrische of fatbike van 2000 euro.
“Oké, het kost me moeite, maar beetje bij beetje wordt de navelstreng doorgeknipt”
Ook kent hij mijn nummer uit zijn hoofd en leer ik hem in geval van nood op zoek te gaan naar een moeder. Als hij zich bedreigd voelt: zoek een vrouw met een babywagen of kind aan de hand en vertel haar dat je bang bent. Zij zal mij voor je bellen of je helpen. Ik vertrouw wat dat betreft volledig op het moederinstinct van mijn collega-moeders. En oké, het kost me moeite, maar beetje bij beetje wordt de navelstreng doorgeknipt.
In de glossy Kek Mama lees je de mooiste verhalen, meest herkenbare columns en de leukste fashion en lifestyle tips. Abonneer je nu voor slechts €29,95 per jaar en ontvang de glossy als eerste op je deurmat.