Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Ze durft het bijna niet hardop te zeggen, maar Marieke houdt heel erg van sleur. En wat blijkt: het is overlevingsstrategie nummer één voor jonge gezinnen.
“Straks kom je nog in een sleur.” Het was zes jaar geleden, ik had geen kinderen en zat met het zeven maanden oude, schattige zoontje van mijn vriendin Janneke op mijn schoot. Janneke zelf keek op dat moment heel vies en spuugde dat woord bijna uit: sleur. Ik fronste, vroeg waar ze bang voor was en wat volgde was een heel verhaal met als strekking: als je niet uitkijkt, is elke dag hetzelfde. Moet je echt niet willen. Ik knikte natuurlijk mee, want ja, nee, als je het zo stelde, dan was dat natuurlijk echt het begin van het einde: sleur.
“Straks zitten we nog zes avonden per week samen op de bank”, zette Janneke het geheel nog even aan. “Dan weten we op maandag al wat we op vrijdagavond gaan doen.” Ik knikte extra instemmend, want Janneke leek dit idee echt het einde van de wereld te vinden. Wat ik maar niet zei was wat ik eigenlijk dacht: waar kan ik tekenen?
Ik weet dat autisme niet iets is wat je wenst voor je kind of jezelf, en ook dat het bepaald niet lollig is als je ermee te maken hebt. Ik wil er dan ook zeker niet de draak mee steken, maar om aan te geven in welke mate ik hou van regelmaat, plannen en weten waar ik aan toe ben, word ik in huiselijke kring nogal vaak aangeduid als ‘het autistje’. Zelf kies ik graag voor de term ‘de diesel’. Ik kom niet heel makkelijk op gang, maar loop ik eenmaal ergens warm voor, dan ga ik ook uren/dagen/jaren door. Heb ik echter bedacht hoe de dag/ week/eeuw eruit gaat zien en je komt ineens met een ander plan, is mijn standaard reactie: moet dat?
Ik kom ervoor uit: ik ben dol op die gevreesde sleur. Alleen dat woord, dat maakt het ingewikkeld. Sleur klinkt bejaard, en seksloos. Alsof je al met één been in het graf staat of op z’n minst bij de scheidingsadvocaat. Maar ik vind het juist iets heerlijks. Ik hou ervan als ik ’s ochtends weet hoe de dag eruit gaat zien. Of eigenlijk: als ik op maandag weet hoe de hele week eruit zal zien. Of de twee weken daarna. Ik hou van de hele dag weten dat er die avond níets op het programma staat, zodat man en ik gestrekt kunnen op de bank met een boek of serie, of laptop in tijden van drukte. Wordt dat plan doorbroken, ben ik subiet chagrijnig. Doe mij maar zeven dagen per week regelmaat. Of nou ja, zes, want een complete kluizenaar ben ik nou ook weer niet.
Ik ga heus graag weg – lekker uit eten, drankje met vriendinnen, de kinderen op sleeptouw naar de dierentuin (mijn favoriet) of speelparadijs (hun favoriet) – maar wil het wel minstens drie dagen van tevoren plannen, liever nog drie weken. Sowieso ben ik dol op plannen, wat een eigenschap is die meer sleur-lovers hebben. Go with the flow vind ik een mooie Instagram-hashtag, maar is aan mij niet besteed.
Oké, toen ik nog jong en ambitieus dacht de wereld te bestormen, vulde ik heus niet bij ambities in ‘dat de dagen er zo veel mogelijk hetzelfde uitzien’. Niet dat ik mezelf tot doel stelde de Nobelprijs binnen te halen, maar afwisseling, living on the edge – dat was natuurlijk wel hoe mijn leven eruit zou moeten zien. Adrenaline en alles. Groots en meeslepend. Alleen vind ik het dagelijks leven al best meeslepend, in de zin dat ik voortdurend wordt opgeslokt door werk, kinderen, tijd voor de man met wie ik die kinderen kreeg, beslommeringen en verplichtingen. Als ik niet kan vasthouden aan mijn eigen, in mijn hoofd in elkaar getimmerde planninkje, heb ik het gevoel dat ik de boel niet meer onder controle heb – en controle, daar ben ik toevallig erg dol op.
Lees ook
Anne-Marie Jung: ‘Ik hou van reuring en feestjes. Sleur ken ik niet’ >
Nu ben ik getrouwd met een makkelijk wendbaar sportmodel (voor de duidelijkheid: we zitten nog steeds in die autovergelijking, niet dat mijn wederhelft gesmeerd in glimmende olie hete kalenders siert of zo). Appt op maandagavond half tien een vriend of hij zin heeft om even een drankje te drinken, stuurt Simon binnen één seconde: ‘On my way’. Snap ik niets van, ik kijk op zo’n moment al met één oog naar mijn bed. Maar hij komt dan ook uit een oud geslacht van sleurmijders.
Bijvoorbeeld: waar bij ons thuis vroeger hooguit eens per jaar afhaaleten op tafel stond – en heel veel jaren ook niet – en we uitsluitend op de verjaardag van oma uit eten gingen, kwam Simon als kind meerdere keren per week in de plaatselijke horeca. Want: geen zin om te koken, we eten morgen wel weer thuis, even eruit, is toch leuk, weer eens wat anders.
Simon en ik zijn opgegroeid in dezelfde plaats en kwamen onlangs door redenen die ik niet meer weet op de vraag bij welke van de vier snackbars in het dorp je de beste kroketten kon krijgen. Ik had geen idee, want ik kan me niet herinneren dat ik die snackbars ook maar één keer vanbinnen heb gezien. Simon kende van elk van de zaken zelfs de kwaliteit van het bamiblok, want na zo vaak kroketten wil je kennelijk weleens iets exotisch proberen. En toen zijn destijds tienerbroer bij de plaatselijke afhaalchinees eens iets bestelde dat hij niet goed van z’n lijstje had gelezen, sprak de dame achter de balie de fameuze woorden: “Dat vindt jouw moeder niet lekker, je moet die daaronder hebben.” Het was niet dat mijn schoonouders niet van koken hielden, ze deden gewoon meer aan ‘we zien het wel’. Dat doet Simon ook nog steeds graag.
Je zou denken dat de combinatie diesel vs. sportmodel een recept is voor relatieproblemen, maar na vijftien jaar durf ik te concluderen dat het voor ons werkt. Ik zoek nog naar een beter woord dan het uitgekauwde ‘balans’, maar tot die tijd, noem ik het toch maar even zo. Balans die maakt dat hij mij bij tijd en wijle resoluut uit m’n sleur trekt, en die tegelijkertijd maakt dat ik op de rem hang als we zo’n beetje elke dag dreigen te verzanden in uitjes, etentjes, ‘o hé die-en-die nodigt ons uit voor over een uur, hup, hup, de auto in, wat maakt het uit dat het zondagavond is’-situaties, en meer van die dingen.
Een enkele keer, als de agenda leeg is en ik gelukkig, kan Simon ineens overvallen worden door onrust. FOMO, om het lekker hip te zeggen (voor wie dit niet kent, het staat voor fear of missing out) heb ik niet, ik heb LOMO (love of missing out) en hou ervan om ergens níet te zijn. Wat uiteraard niet heel instagram-waardig is, maar gelukkig, er is licht aan het eind van de sleurtunnel. Want onlangs las ik over een – jawel, heus – wetenschappelijk onderzoek naar sleur. Conclusie: sleur is niet alleen maar mijn dagelijkse verlangen naar mijn eigen bank, het is overlevingsstrategie nummer één voor jonge gezinnen, aldus de Vlaamse socioloog Theun Pieter van Tienhoven, die – man naar mijn hart – pleit voor herwaardering van sleur.
Het idee hierachter: routine (lees: sleur) vermindert stress en zonder stress voelt de mens zich gelukkiger. Stel dat je geen routine zou hebben. Moet je elke dag een nieuw ritme uitvinden. Ik zou bij het vullen van de kinderbroodtrommel al overspannen zijn en tegen de tijd dat de werkdag begint, zou je me kunnen wegdragen. Sleur scheelt tijd, blijkt kortgezegd uit het onderzoek. En ik ben toevallig heel dol op dingen die tijd schelen, want tijd is een schaars goed als je twee kleine kinderen hebt.
Mijn enthousiasme over dit onderzoek deelde ik uiteraard met mijn sportmodel. Die trok zijn wenkbrauwen op, maar aangezien de kinderen net in bed lagen en we die avond niet hoefden te werken, schudde hij het door mij zo geliefde dekentje op onze bank eens extra op. “Kom hier, autistje. Gaan we lekker gezond Netflixen.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer Kek Mama? Volg ons op Facebook.