Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Op 1 september 2018 zag Daniëlle van der Pligt (40) haar dochters (10 en 8) voor het laatst. Ze zijn door haar ex, hun vader, ontvoerd.
“Soms zie ik ze in mijn slaap. Dan lopen Zeliha en Samiha samen door het huis, ik hoor ze kletsen. Maar als ik wakker word, is het stil. Wat voelde als een droom, blijkt telkens weer een nachtmerrie. Ik heb mijn dochters al anderhalf jaar niet meer gezien.
Een jaar of twintig geleden leerde ik Ali, inmiddels mijn ex, kennen in een discotheek. Toen de vonk was overgeslagen, werd ik smoorverliefd – ook al ging alles in onze relatie vanaf het begin moeizaam. Ali is zestien jaar ouder dan ik, we zijn compleet verschillend opgegroeid en opgevoed. Maar liefde maakt blind en ik zag niet hoe hij mij steeds meer in de tang kreeg.
Ali kon woedend worden als ik iets deed wat niet naar zijn zin was, bij hem in de buurt liep ik altijd op mijn tenen. Nu weet ik dat het geen houden van was, maar emotionele afhankelijkheid. Ik dacht dat ik niet zonder hem kon, maar was bang voor wat er zou gebeuren als ik niet naar hem luisterde. Vanaf het moment dat we samenwoonden, werd mijn wereld klein.
Natuurlijk vroegen mijn vriendinnen me waar ik mee bezig was. En ook mijn ouders en mijn zusje maakten zich zorgen. Maar in mijn hoofd hield ik vast aan het plaatje dat ik van ons had: huisje-boompje-beestje. Toen ik 29 was, werd ik zwanger van Zeliha. We waren allebei blij toen ze er was, al bracht een baby niet meer liefde in ons huis. Toch werd ik na een halfjaar weer zwanger. Nog voordat Samiha was geboren, was ik al naar mijn moeder vertrokken. Ali nam me dat niet in dank af, maar hield me ook niet tegen.
Voor de kinderen heb ik altijd geprobeerd om de band tussen Ali en mij zo goed mogelijk te houden. Hij vertelde niemand dat we uit elkaar waren. Maar ondertussen zorgde ik volledig voor onze dochters, we hadden geen co-ouderschap en ik was de enige die officieel het gezag over ze had. Ik ging weer studeren en werken en daar was Ali het pertinent niet mee eens. Daar had hij natuurlijk niets over te zeggen, maar als ik daarmee door zou gaan dreigde hij de kinderen bij me weg te halen.
Juridisch gezien had hij geen poot om op te staan, maar ik wist dat hij geweld niet schuwde. Ik was doodsbang voor hem en had wel de verantwoordelijkheid voor twee kinderen die ik koste wat kost wilde beschermen. De meisjes waren nog klein, ze stelden me weinig vragen. Misschien ook omdat ik mijn angsten verborgen hield. Nooit heb ik gezegd dat ze hun vader niet mochten zien. Ali liet ze af en toe de halve speelgoedwinkel leegkopen of sleepte ze van café naar café om te showen. Daar was ik het niet mee eens, maar ertegen ingaan durfde ik niet.
In 2014 wilde hij ineens de kinderen erkennen, omdat hij vond dat ze zijn achternaam moesten krijgen in plaats van die van mij. Want kinderen die niet de naam van hun vader dragen, zijn in zijn ogen hoerenkinderen. Erkenning gaf hem wettelijk nog geen gezag, maar dat vertelde ik hem niet. Twee jaar later heeft hij de Turkse nationaliteit voor ze aangevraagd. Toen was ik extra op mijn hoede, want wat was hij daarmee van plan? Daarover praten ging niet meer, ons contact werd steeds slechter. Ali was continu mijn leven aan het verzieken, hij plaatste gps in mijn auto, stak mijn banden lek, achtervolgde me op straat, bij vrienden, overal. Natuurlijk sprak ik hem daarop aan. En dan kreeg ik terug dat hij heus wel wist dat ik bij de politie was geweest. Ik voelde me nooit veilig, nergens. Hij probeerde me angst aan te jagen. En dat lukte.
Lees ook
Terug naar je ouders. Mét kind: ‘Woonde ik ineens weer op zolder’ >
Drie jaar later wilde hij met onze dochters op vakantie naar Turkije, ik voelde nattigheid en durfde ze niet alleen aan hem mee te geven. Dus stond ik erop mee te gaan. Bij het vertrek bekroop me al het gevoel dat er iets niet klopte. Hij nam veel bagage mee en stond te huilen toen hij op Schiphol afscheid nam van zijn familie. Achteraf heb ik vaak gedacht: had ik maar naar mijn onderbuikgevoel geluisterd en geweigerd te vertrekken.
Dat ik mijn gevoel heb genegeerd, heb ik mezelf heel erg kwalijk genomen. Want al was Ali daar door het lint gegaan, dan had de marechaussee me beschermd. Die hele vakantie heb ik me ongemakkelijk gevoeld. Ik sliep met de kinderen op een kamer, Ali lag apart van ons. In zijn geboorteplaats moesten we een pakketje ophalen, ook daar had ik een rotgevoel bij. Er zat een wapen in dat hij opzichtig op de hotelkamer schoon ging maken. Dat voelde als een verkapte bedreiging naar mij toe. Ik had naar de politie moeten gaan, maar ik durfde niet.
De laatste avond ging het mis. We hadden retourtickets voor ons alle vier en de nacht brachten we door in de flat van zijn broer. De kinderen lagen net te slapen, Ali keek me met een ijskoude blik aan en wilde met me praten. Hij begon te vertellen dat we niet terug naar Nederland zouden gaan. Ik moest binnenkort wel tijdelijk terug, zodat ik wettelijk het gezag aan hem kon overdragen. Dat was wat hij wilde. En ondertussen zou hij met de kinderen in Turkije blijven. Af en toe sloeg hij me in mijn gezicht. Zijn klappen voelde ik amper, zo hoog was mijn adrenaline. Hij dwong me mijn ouders te bellen om te vertellen dat we in Turkije bleven en dat alles goed was. Zij hoorden aan mijn stem dat het niet goed zat. Toen ik ophing, heeft mijn vader direct de politie ingeschakeld.
Maar wat konden zij doen? Daarna moest ik mijn telefoon inleveren, zodat ik met niemand contact kon opnemen.
Die nacht heb ik geen oog dichtgedaan. Ik was murw geslagen, letterlijk en figuurlijk. De volgende ochtend moest ik de kinderen vertellen dat we niet naar huis gingen. Ik kreeg het bijna niet over mijn lippen, ze reageerden verdrietig. Ze hadden zin om oma en opa te zien, weer naar school te gaan, met vriendinnen te spelen. Daarna werden we met een auto naar een soort vakantiehuisje in bergachtig gebied gebracht. Een week lang heeft Ali me daar vernederd en bedreigd, altijd buiten het zicht van de meisjes. Voor hen probeerde ik de schijn op te houden, maar ze wisten dondersgoed dat het niet goed zat.
Ik kreeg geen hap door mijn keel en sliep geen nacht. Als ik mijn jongste dochter hielp op de wc, huilden we samen. Na een week stuurde hij me weg, midden in de nacht werd ik in de auto van zijn broer gezet. Van Zeliha heb ik afscheid genomen, Samiha sliep zo diep dat ik haar niet wakker kreeg. Zij werd de volgende ochtend wakker zonder dat ik iets tegen haar had kunnen zeggen. Als ik daaraan terugdenk, schiet ik weer vol.
Op het vliegveld moest ik vervolgens uren wachten op mijn vlucht naar Nederland. Ali stuurde me terug met de eis dat ik het gezag over onze kinderen – dat nog altijd volledig bij mij lag – aan hem zou overdragen. Hij eiste dat ik afstand zou doen van mijn eigen kinderen. Daarna kon ik terugkomen naar Turkije. Ik wist dat ik daar geen leven zou hebben en toch wilde ik alles achterlaten zodat ik weer naar mijn kinderen kon.
Waar Ali op stond, kreeg ik wettelijk niet voor elkaar. Er was geen advocaat die eraan wilde meewerken. In mijn achterhoofd hoorde ik alleen zijn dreigement dat ik de kinderen nooit meer zou zien als ik het niet zou doen. Ali bleef me onder druk zetten. De eerste weken sprak ik de kinderen af en toe en altijd vroegen ze me wanneer ik zou komen. ‘Zo snel mogelijk’, zei ik dan maar. Maar ik wist dat ik een lange weg te gaan had. Want na twee weken onderduiken en informatie inwisselen bij instanties zoals het Centrum Internationale Kinderontvoering heb ik aangifte gedaan tegen mijn ex.
Er volgde een rechtszaak in Turkije, een civiele procedure om de kinderen terug te kunnen halen. Het bizarre is dat ik moest bewijzen wat mijn ex had gedaan: dat ik gedwongen was teruggestuurd en hij de kinderen ten onrechte vasthield. Er volgden vijf zittingen waarvoor ik telkens naar Turkije vloog, Ali kwam nooit opdagen in de rechtszaal. Hij stuurde altijd zijn broer.
De vluchten waren vreselijk, elke keer ging ik weer met lege handen naar huis. Lang hoorde ik niets van de kinderen. Uit rapporten van een pedagoog met wie zij hadden gesproken, bleek dat ze me misten. Ali werd door de rechter gedwongen de kinderen met me te laten bellen. Die gesprekken gingen stroef. Op advies van een Nederlandse pedagoog heb ik het heel oppervlakkig gehouden. Ik wilde niets liever dan hun stemmen horen, de meisjes hielden zich in. En op de achtergrond hoorde ik Ali fluisteren. Ik dacht dat ik gek werd. Daarna mocht ik de kinderen zes keer zien, in een soort blijf-van-mijn-lijfhuis. Zonder Ali, die had inmiddels een contactverbod met mij.
Na negen maanden zag ik mijn dochters voor het eerst weer. Ook die ontmoeting had ik uitgebreid voorbereid met een pedagoog. Ze reageerden alsof ik een buitenaards wezen was, wilden in eerste instantie niet naar me toe komen. Ik wilde ze graag in mijn armen sluiten, maar moest het tijd geven. Gaandeweg werden ze wat losser. In die twee uurtjes zaten we vaak te knutselen, ik nam altijd foto’s en filmpjes van vriendinnen mee en dingen die ze lekker vonden: kaas, pindakaas en snoepjes. Heel langzaam werd de muur afgebroken en zag ik mijn dochters weer zoals ik ze kende.
Vervolgens bepaalde de rechter dat ik de kinderen een weekend lang mocht zien. Maar dat weekend kwam Ali niet opdagen, waarschijnlijk is hij toen al met de meisjes verdwenen. Twee weken later volgde de uitspraak: de kinderen moesten terug naar mij. Op papier had ik mijn kinderen terug, maar ik stond met lege handen.
Dit is nu anderhalf jaar geleden en sindsdien ontbreekt elk spoor van alle drie. Ik was en ben radeloos en verdrietig. Met mijn schoonzus – die mijn kant heeft gekozen in deze strijd – ben ik een zoektocht gestart samen met de politie, met maatschappelijk werkers en advocaten. We kwamen op tv bij de Turkse versie van Opsporing verzocht; dat wordt dagelijks door miljoenen mensen bekeken, maar leverde niets op. We hebben pamfletten opgehangen, op straat mensen aangesproken. Iedereen reageerde bezorgd en meelevend, dat was een enorme steun. Als ik op straat een stem dacht te herkennen, maakte mijn hart een sprongetje. En zag ik in de verte twee meisjes lopen, dan hoopte ik telkens dat zij het waren.
Een paar maanden geleden stonden we weer voor de deur van zijn broer. Na eindeloos kloppen en bellen hoorden we een vrouwenstem zeggen dat ze opgesloten zat en niet open kon doen. Toen de deur was opengebroken, bleken Ali en zijn broer daar hun eigen demente moeder vast te houden. Dat deden ze om hun zus te straffen voor het feit dat zij mij helpt. Gelukkig hebben we haar gevonden en mee naar Nederland kunnen nemen.
Ik blijf naar mijn dochters zoeken. Ze zijn inmiddels tien en acht jaar oud. Als ik langs hun school fiets en vriendinnen zie spelen, branden de tranen in mijn ogen. In hun lege kamers staan, een liedje op de radio horen dat zij leuk zouden vinden, haalt het gemis en verdriet extra naar boven. Ik probeer sterk te zijn, maar mis ze zo ontzettend. En maak me ook zorgen of er wel goed voor mijn kinderen wordt gezorgd. Voor Ali zijn zij slechts pionnen in zijn schaakspel. Zijn spel om mij pijn te doen en macht uit te oefenen. Hij heeft zijn eigen kinderen ontvoerd om mij te kwetsen. Maar ik geef niet op. Ik ga door tot ik ze terug heb, tot ik niet meer hoef te dromen van hun stemmen, maar ze gewoon weer elke ochtend bij het wakker worden hoor.”
Dit artikel staat in Kek Mama 05-2020.
Meer lezen? Neem nu een abonnement op Kek Mama, de #1 glossy voor moeders en krijg 8 nummers én een Studio Noos tas voor maar € 49,95.