Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Roos Schlikker (42) is journalist, columnist en moeder van zoons Miró (10) en Róman (8). Op Kek Mama schrijft ze over haar gezinsleven.
Ik zag mijn moeder fietsen. Mijn moeder had de rechtste rug van het dorp. Ze drapeerde er altijd een mooie gebroken witte jas overheen. Haar kousen waren ook wit en haar bruinrode haar lichtte als vlammen op boven haar gesteven kraagje. Ze reed door de bomenlaan richting de Hema. In het mandje voorop lag een boodschappentas. Ik zag haar rijden en stak mijn hand op. Pas toen ze me al een paar seconden gepasseerd was, realiseerde ik me: dit is mijn moeder niet. Dit is een andere mevrouw. Snel propte ik mijn hand in mijn zak.
Toen mijn moeder net dood was, kwam ze de hele tijd op bezoek. Ook bij de kinderen. Nee, niet in de vorm van vallende spiegels of knipperende lichten. Ik vind het altijd fijn als mensen na een overlijden het gevoel hebben dat ze nog tekens krijgen van de dode, maar mij is dat nooit gebeurd.
Toch is ze er wel. Ze zit in een plotselinge flits, als ik een vrouw zie lopen met haar postuur. Ze is er, wanneer Miró wijst naar een paar witte laarsjes met een mooie dame erin. “Die schoenen… net als oma…” Ze is er in een harde lach op een terras die net zo klinkt als zij.
Heel even kijk ik op, mijn hart klopt een herkenningsroffel. “Daar is ze!” Waarna ik me realiseer: nee, ze is het niet. Ze kan het niet zijn. Ze komt nooit meer.
Lees ook
Column Roos: ‘Mijn zoon blijkt het evenbeeld van mijn moeder’ >
De eerste tijd na haar overlijden moest ik het vooral Róman nog vaak uitleggen. Wat nooit betekende. En dat nooit geen uitzonderingen kent. Wie weg is, is weg. De dood is een definitieve rotzak.
Toch blijft ze langskomen. Minder vaak dan in het begin, dat wel. Maar laatst staarde ik een beetje dromerig naar buiten. En daar zat ze. Op het terras van het Amsterdamse café aan de overkant van mijn huis. Ze droeg witte handschoenen en een hoed met een brede rand. Haar schoudertjes zaten verborgen onder een mooie gebroken witte jas. Ze nipte van een witte wijn en sloot genietend haar ogen in de zon die haar rimpeltjes leek te verzachten. Tachtig was ze, minstens. Twaalf jaar ouder dan mijn moeder überhaupt geworden is. Maar in die rimpeltjes zat zij. Ik staarde naar haar en wuifde. De vrouw zag me niet. Maar ik wist dat ergens in een hemel iemand naar me zwaaide.
Deze column staat in Kek Mama 12-2019.
Meer Kek Mama? In onze voordeelshop vind je fijne producten en uitjes met korting.