Elsa: ‘Ik schrok me kapot toen ik via de babyfoon zag wat de oppas deed’
De oppas in de gaten houden via de babyfoon, je kunt het eigenlijk niet maken. Toch deed Elsa het, en daar is ze achteraf gezien heel dankbaar voor.
Soms kom je er niet uit in je eentje en kun je wel wat hulp gebruiken. Elke week vertelt een moeder over haar dilemma.
Juliëtte (37) is getrouwd met Damiën (39) en moeder van Loïs (9) en Faas (7).
“Met een harde klap gooide Loïs de deur van de woonkamer dicht. Het was meivakantie, Damiën was naar zijn werk en ik vouwde net mijn laptop open. ‘Je moet altíjd werken’, gilde Loïs. ‘Je vindt je baan veel belangrijker dan ons.’
Die zag ik niet aankomen. Ik run een klein recruitementbureau aan huis. De kinderen weten niet beter dan dat ik vaak aan het werk ben. Mijn flexibiliteit was heerlijk toen ze kleiner waren. Dan werkte ik wanneer Loïs en Faas op school of de kinderopvang zaten, was vrij wanneer ze thuiskwamen, en werkte weer verder zodra ze ’s avonds sliepen.
Natuurlijk hadden ze eerder al weleens een opmerking gemaakt. Wanneer ik op zaterdag nog een berg mail zat weg te werken terwijl zij films wilden kijken, bijvoorbeeld. Of wanneer Damiën op zomervakantie een dagje alleen met de kinderen op pad ging, zodat ik een paar uur kon werken op het campingterras. Geen strubbelingen die in andere gezinnen niet spelen. Bovendien: Damiën had nergens last van. Niks aan de hand dus, geloofde ik.
Lees ook:
‘Moet mijn nieuwe vriend vertellen hoeveel hij verdient?’ >
Terwijl ik de fotolijst van de grond plukte die door de klap van de deur van de muur was gevallen, zette Faas het op een onbedaarlijk huilen. ‘Ze heeft gelijk, mam’, snikte hij. ‘Je bént er ook nooit. Ja, je bent wel thuis, maar niet echt. Je zit alleen maar achter je laptop en doet nooit eens iets met ons.’
Dat sneed door mijn hart. Terwijl ik de kinderen nuchter probeerde te vertellen dat papa’s en mama’s nu eenmaal werken, en dat het toch al een hele luxe is dat ik ondanks dat wél altijd thuis was, draaiden mijn hersenen op volle toeren. Hadden ze gelijk? Wás ik een afwezige moeder die zich teveel liet leiden door haar werk? Ik dacht aan andere werkende moeders, die minimaal drie hele dagen per week naar kantoor moesten, en de kinderen dus naar de opvang. Dat hoefden mijn kinderen nooit.
Toen ik de kritiek van de kinderen ’s avonds besprak met Damiën, zei hij: ‘Je bént ook wel heel veel met je werk bezig.’ Want zelfs al was mijn laptop dicht na schooltijd, dan nog stond ik altijd ‘aan’, vond hij. En dat mocht best wat minder: het was niet dat we het geld van mijn werk zo hard nodig hadden.
Ik hield van mijn werk. Was trots op het bedrijf dat ik zelf had opgebouwd. Als kinderen aandacht tekort kwamen, dan kon Damiën toch ook een dag minder gaan werken? Niet de meest logische optie, want hij verdiende meer; een dag minder werk van hem zou ons maandelijks veel meer geld kosten, dan wanneer ik mijn werk wat zou terugschroeven. Maar ik wist simpelweg niet hoe ik die tijd moest vrijmaken. Realiseerde hij zich wel hoeveel werk zich bij mij opstapelde tijdens één dag afwezigheid?
Dat doorwerken in weekends én op de camping in misschien wat intensief was, realiseerde ik me wel. Ik kon best proberen daar eens mee te stoppen. Tegelijkertijd vond ik ook dat de kinderen gewoon moesten leren dat mama’s evengoed hard moeten werken als papa’s. Zelfs al was dat geld niet echt nodig; zelfontplooiing is ook veel waard.
We besloten het er met z’n vieren over te hebben, de volgende dag. En meteen in de eerste minuut van het gesprek, maakte Damiën een cruciale fout: hij zei dat mijn inkomen misschien niet heel hard nodig was, maar dat mama er wel heel gelukkig van werd.
Loïs en Faas kregen ogen als schoteltjes. ‘Dus je hóeft niet eens zoveel te werken?’, riep Loïs. ‘Dan kun je toch op z’n minst op woensdag mee naar hockeytraining?’, vulde Faas aan.
Het punt is: ik wíl helemaal niet minder werken. De kinderen komen niks tekort, er zijn zoveel ouders die allebei meer dan fulltime werken. Ik bén er tenminste nog, in de middagen. Daarnaast ben ik geen moeder die een middag spelletjes doet met haar kinderen. Ik knuffel met ze, maak hun eten en praat met ze over belangrijke onderwerpen. Maar zo’n moeder die altijd in de weer is met haar kinderen, die word ik nooit. Ik zou er doodongelukkig van worden; ik heb het gewoon niet in me.
Tegelijk voel ik me schuldig. Straks zijn ze pubers en kijken ze me het huis uit. Nú heb ik deze tijd met ze, dan moet ik hem misschien ook gebruiken. Ik hink op twee benen: moet ik proberen om minder te gaan werken omdat mijn kinderen dat willen, of kies ik voor mijn eigen succes en geluk?”