Rust, reinheid en regelhaat: ‘De bokaal voor strakke bedtijden zal blijvend aan onze neus voorbijgaan’

13.08.2024 21:00
Beeld: Getty Images

Dat anderen gedijen bij een regime volgens ‘de drie erren’ moeten ze zelf weten, vindt Kim Hopmans. Zij is niet zo van de strakke regels en kijk: haar kinderen zijn hartstikke flexibel. Of denkt ze daar iets te makkelijk over?

“Ik was vannacht nog aan het steppen”, hoor ik mijn zevenjarige tegen zijn vriendje zeggen. “Geloof ik niet”, antwoordt z’n mattie schouderophalend, maar zijn moeder kijkt me bedenkelijk aan. Het is een soort van waar, beken ik. De hoera-het-is-lente-barbecue bij vrienden was gezelliger dan gepland en dus stepten mijn kinderen rond 23.30 uur nog over de Haarlemse Grote Markt. Mijn kinderen zijn tien en zeven, het is weekend, ja, het is laat, maar ach, het kan geen kwaad lijkt mij. Daar denkt mijn vriendin anders over. Ze kijkt me aan alsof ik… nou ja, mijn kinderen veel te laat naar bed laat gaan? Zelf hanteert ze strakke schema’s ten aanzien van ongeveer alles, omdat haar kinderen hierbij goed gedijen. Zoals elk kind waarschijnlijk. Denk ik hier misschien te lichtzinnig over?

Geen goed of slecht

Ik vraag het Eva Bronsveld, spreker en auteur van de bestseller Temperamentvolle kinderen. “Er is geen goed of slecht”, stelt ze me gerust. “Voor jonge kinderen is een vaste routine heel belangrijk. De volgorde van een bedritueel bijvoorbeeld – eerst pyjama aan, dan tandenpoetsen, een boekje – is belangrijker dan het tijdstip. Voorspelbaarheid is van belang voor kinderen, en het verschilt per kind hoe groot die behoefte is, ook als ze ouder worden. Bij een jaar of zeven, acht zijn ze vaak al een stuk flexibeler, maar dat geldt natuurlijk niet voor ieder kind. Als jouw kind goed gedijt bij gezelligheid, reuring, prikkels, dan zijn dit soort momenten af en toe heerlijk, een vorm van vrijheid of zelfs voeding. Maar misschien niet drie keer per week.“

Blinde vlek

Dat laatste zal niet gebeuren, maar de bokaal voor strakke bedtijden zal blijvend aan onze neus voorbijgaan, vermoed ik. Daar zit onze blinde vlek. Zo hebben we met andere vrienden al ruim vijf jaar zeker eens per maand een uitgebreid diner, vaak bij ons thuis. Ondanks die jarenlange traditie en ervaring hebben we de code ‘brengen we de kinderen naar bed en zo ja, wanneer?’ nog steeds niet gekraakt. Elke keer opnieuw lijkt het alsof we voor het eerst met dit vraagstuk dealen.

Meestal gaat dat zo: de kinderen mogen na het eten samen op het scherm terwijl wij in de keuken aan het voorgerecht beginnen. Geruime tijd later merken we dat onze kinderen naar de meest kansloze YouTube-shit staren en oppert iemand om ze vast naar bed te brengen, voor ons hoofdgerecht. Bovendien is het al 20.30 uur. Snel wissel ik een blik van verstandhouding met mijn vriendin, want de mannen staan in de keuken, dus wij ‘regelen’ de kinderen. Blijven ze op of moeten ze naar bed? Bij dat laatste wéten we dat we nu in actie moeten komen, maar we kiezen voor instant gratification en stellen, hè gezellig, een Disney-film voor. Uitstel: altijd een goed idee, ja! JA! Nee dus, want die film vliegt om, je zit net in een goed gesprek – heeft die film geen deel 2? – en uiteindelijk draait de avond uit op een soort oud & nieuw, maar dan zonder oliebollen, of jaarwisseling. Soms wel met champagne trouwens. Een topavond, zeker, maar ook twee dagen lang hangerige, vermoeide kinderen en daarmee: een knagend schuldgevoel aan deze zijde.

Schuldgevoel

Bronsveld: “Dat schuldgevoel is niet nodig. Behalve als jij je kinderen een dag later verwijt dat ze zeurderig zijn en niks willen. Jij hebt ze in deze lamlendige positie gebracht, dat is niet erg, maar boos worden is dan niet fair. Dus vul die dag erna zo in dat ze kunnen bijkomen. Voor sommige kinderen is dit echt te heftig en kun je er beter rekening mee houden. Bijvoorbeeld door het vooraf voorspelbaar te maken, want als je toch al weet hoe die avond zal lopen, kondig dan aan: ‘Jongens, we gaan weer samen eten, en jullie weten wat dat betekent: zo lang opblijven als jullie willen.’ Dat is een ander gevoel dan steeds opnieuw roepen dat ze naar bed moeten en dus eigenlijk zeggen dat ze in overtreding zijn. Maak er dan voor iedereen een feestelijke, duidelijke gebeurtenis van. En zolang de kinderen lekker in hun vel zitten, voelen jullie je geen ontaarde ouders.”

Joie de vivre

Mijn vriendin Aaf voelt zich bij tijd en wijle wel een ouder die de plank misslaat. Voornamelijk in vergelijking met haar zus. Aaf heeft twee kinderen, haar zus Lieke drie, allemaal in de leeftijdscategorie tien tot vijftien. Waar Aaf joie de vivre leeft en ademt, is haar zus een wandelend Excelsheet van schema’s en afvinklijsten. Zo is er in Aafs huis geen sprake van ritme óf ontbijt: iedereen staat zo laat mogelijk op en haast zich struikelend de deur uit om 8.10 uur. Met of zonder rugzak. Ondertussen zit zus Lieke elke ochtend aan een volledig gedekte tafel, waar ze de dag doorneemt, ondertussen de was vouwt en de vaatwasser uitruimt. Successen die Lieke, tot irritatie van Aaf, ook regelmatig benoemt. “Toen de kinderen klein waren, was ik echt jaloers op haar beleid van Rust, Reinheid, Regelmaat. Soms voel ik dat nog steeds, zeker als Lieke vraagt wanneer mijn zoon zijn boekbespreking heeft en ik denk: huh, heeft hij een boekbespreking? Op zich heb ik geluk dat onze kinderen op dezelfde school zitten, want door Liekes precisie krijg ik nog behoorlijk wat mee, haha.”

“Waar Aaf joie de vivre leeft en ademt, is haar zus een wandelend Excelsheet van schema’s en afvinklijsten”

Structuur

Bronsveld: “Structuur is hartstikke prettig, maar laat het liever geen doel op zich worden. Sommige mensen hanteren een strakke structuur omdat ze houvast zoeken, zodat ze het leven als het ware ‘aankunnen’. Dan kan het al snel krampachtig worden en werkt het averechts, omdat je juist sneller van slag raakt als iets ánders loopt.“ Aaf vindt haar zus op sommige vlakken doorslaan. “Haar kinderen mochten nooit in onze tuin spelen, omdat er misschien vleermuizenpoep op onze planten zou zitten, waarvan je hondsdolheid kunt krijgen. Mijn zus houdt ook niet van rotzooi, dus geen zandvoeten in de keuken – tuindeuren dicht! – en ze veinst al jaren een allergie voor dennennaalden om zo haar plastic kerstboom te vergoelijken. Alles is daar strak, schoon, keurig, op tijd en smetteloos wit. Ook in haar opvoeding; haar tienjarige dochter mag pas sinds een halfjaar alleen buitenspelen of de straat oversteken. Haar kinderen zijn überslim en braaf, maar ook snel bang en niet ondernemend. Ik ben meer van een vrije opvoeding en mijn kinderen zijn nu megaflexibel kinderen en weerbaar.”

Flexibele houding

Bronsveld: “Het is onmogelijk te zeggen of een flexibele houding per definitie flexibele kinderen oplevert. Wel ben ik van mening dat structuur inbouwen vanuit angst níet goed werkt. Misschien heeft Aaf meer dan haar zus vertrouwen in het feit dat haar kinderen wel tegen een stootje kunnen. Dat vertrouwen is belangrijk. Je hoeft je kind niet voor alles te beschermen of te behoeden.” Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont beaamt dat: “Zonder fouten maken leer je niks. Kinderen willen en moeten experimenteren om iets te beheersen. Natuurlijk hou je een oogje in het zeil als er blijvend letsel op de loer ligt, met scherpe messen, kokend water en druk verkeer. Maar ja, je leert niet skiën uit een boekje, je moet het doen. In het trainingsveld van de jeugd oefenen we wat je in de wedstrijd van het leven tegenkomt.

Bovendien bestaat bij elk verbod het risico dat kinderen geen maat kunnen houden zodra de poorten eenmaal opengaan. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die nooit snoep mogen op hun 25e een grotere kans hebben op overgewicht. Met een scherm hetzelfde verhaal: als ze eindelijk mogen, gaan de sluizen open en begint het bingen.”

Begrenzen

Het leven gaat dan ook niet over verbieden, maar over begrenzen, zegt Pont. Dat bestaat in allerlei vormen, zo is de gedachte achter opvoedmethode free-range parenting dat je kinderen meer hun gang laat gaan, niet te veel betuttelt en behoedt, en pas bijspringt als het écht misgaat. Weinig tot geen regels dus, alles kan, mag en niets moet. De extreme variant hiervan bleek volgens Pont in de jaren zeventig overigens geen succes. Hij doelt op het voorbeeld van Kresj Prins Constantijn, een anti-autoritaire crèche in Amsterdam waar iedereen zijn eigen gang ging. “Het was een totale, grenzeloze chaos waar kinderen poep op de muren smeerden. Een van die kinderen zocht haar oude crèchegenoten later nog eens op voor een documentaire. Eenieder had heel wat afgeworsteld met de structuur van het bestaan in hun verdere leven, want wat je er ook van vindt: ons leven bestaat voor een deel uit patronen en structuren.

Gelukkig maar, want wie zit er te wachten op een free-range-treinmachinist die zegt: ‘Nee, jongens, vandaag vertrek ik niet om 12.01 uur, het voelt niet goed.’ Niemand! Dat anti-autoritaire free-range-experiment kunnen we als mislukt ervaren. Totale autonomie of totale dictatuur, het werkt allebei niet. Het is juist de balans tussen de teugels loslaten en maximaal aantrekken die het ingewikkeld maakt. Ik vind wel: laat kinderen meer scharrelen zonder dat je er constant met je dikke pedagogische neus bovenop zit, maar kijk af en toe wel om het hoekje.“

Maximale duidelijkheid

Dat crècheverhaal doet me denken aan de periode waarin mijn kinderen nog drie dagen per week naar de opvang gingen of naar de bso (wat we tijdens corona in een opwelling hebben opgezegd, maar hé, harrrrtstikke gezellig). Ik verlang weleens terug naar die tijd, omdat ik me die herinner als een van maximale duidelijkheid. Iedereen wist waar ie aan toe was, een werkdag was nog gewoon een volledige werkdag, zonder kinderinmenging. Daarna haalde je je kind(eren) op en begon het gezinsprogramma. Oftewel: structuur en overzicht.

Zo herinner ik me dat, maar in werkelijkheid viel het ook toen best mee (tegen) met al mijn ritme. Na elke werkdag racete ik namelijk gehaast naar de bso; terwijl ik de buren al vredig aan de stamppot zag zitten, had ik vaak nog geen idee wat er op tafel kwam. Meestal viel ik terug op mijn signature dish: broodjes knakworst. Wel nog even langs de winkel voor een zak ‘opabroodjes’, zoals wij de kleffe witte bolletjes noemen waarop opa (en menige baby) zo dol is. Dat duurde allemaal altijd langer dan gepland, ik kwam een bekende tegen, sleutels kwijt, laarsje bijna tussen de spaken, noem maar op, waardoor het avondeten opschoof, net als het tv-momentje, pyjamaatjes aanhijsen, sabbelen op de Cars-tandenborstel en het voorlezen.

Vrienden die om 19.15 uur weer opgeruimd aan hun avond begonnen, omdat de roedel gevoederd en geschrobd op bed lag, nee, daar begreep ik niks van. Inmiddels zijn mijn kinderen ouder en kunnen ze (iets) meer zelfstandig, maar toch zijn de keren dat de heren om 20.30 uur op bed liggen en mijn avond begint zeldzaam; nog even stoeien, kroelen, oké, nog een hoofdstukje Gorgels, en daarna geïrriteerd raken dat het nu echt te lang duurt. Kortom: dat hele strakke zit er niet van nature in. En dat is prima. En soms niet. 

“Dat hun roedel om 19.15 uur gevoederd en geschrobd op bed lag, daar begreep ik niks van”

Go with the flow

Bronsveld: “Ik zie vaak ouders die vóór de kinderen heel go with the flow waren, nog even de stad in, drie uur ’s nachts thuiskomen, we zien wel wat er komt. Een heerlijke levenshouding, maar lastiger zodra er kinderen zijn. Sommige ouders verzetten zich, weigeren meer voorspelbaarheid in te bouwen, maar gaan uiteindelijk overstag als ze merken dat hun kind die behoefte wél heeft. Vaak blijkt dan dat ze er zelf ook baat bij hebben, en meer rust krijgen. We hebben allemaal behoefte aan een bepaalde voorspelbaarheid; als volwassene heb je daar zelf enige invloed op, een kind heeft dat minder. Met structuur bied je je kind toch wat voorspelbaarheid.” 

Dit verhaal stond eerder in Kek Mama.