Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Mariekes man is niet alleen leuk, hij is ook nog eens fulltime huisvader zodat zij kan werken. “Ik mag niet eens naar de wasmachine wijzen.”
“Misschien moet ik er maar mee stoppen.” Het is vrijdagavond half tien en mijn man Simon en ik zitten aan de wijn. Nou ja, hij dan, want ik ben achttien weken zwanger van ons tweede kind. Dochter Madelief van net één jaar, ligt boven te slapen. Simon heeft haar vanavond niet gezien, net als vanochtend, gisteravond, gisterochtend en de dag ervoor. “Hoe bedoel je?” vraag ik. “Mijn werk.” Ik weet niet zo goed of ik dit serieus moet nemen. Simons carrière is belangrijk voor hem. Hij verlaat het huis om zeven uur en is zelden voor achten thuis. Hij ziet Madelief al wekenlang alleen maar in het weekend en snel even ’s ochtends. De laatste papadag is twee maanden geleden. Ik baal enorm – omdat hij het allemaal niet redt, moet ik twee keer zo hard lopen.
De vraag hoe wij dit gaan doen als straks kind nr. 2 is geboren, speelt al een tijdje. En niet alleen hoe we het in de toekomst gaan doen, ook hoe we het nu weer leuk gaan maken. Want heel eerlijk, leuk is het nu niet. Voor ons allebei, al vind ik mezelf het grootste slachtoffer (wat trouwens ook niet erg goed is voor de sfeer), want alles komt op mij neer, terwijl ik met mijn werk ook makkelijk de veertig uur haal. Ik verzorg Madelief, doe de boodschappen en het huishouden (al hebben we drie uur per week een schoonmaakster, er is genoeg te doen met een kruimelende dreumes in huis), regel onze afspraken en administratie. Ik kook vijf avonden per week en weet nooit hoe laat Simon precies thuiskomt want die zit zo vaak in bespreking dat ik het heb afgeleerd nog te bellen. Het is dat we amper tijd hebben om ruzie te maken, anders zouden we dat vast heel vaak doen. In plaats daarvan snauwen we een hoop.
Vorige week heb ik in een aanval van ‘ik moet hier ook alles doen’ geroepen dat ik dan wel een paar opdrachten zal afzeggen. Ik ben zelfstandige en kan dat in principe doen, al wil ik het niet. Financieel is het ook niet slim omdat ik meer verdien dan Simon, maar goed, het is tijd voor serieuze maatregelen. “Wil je dat echt?” vraag ik. Hij haalt zijn schouders op. “Wat ik in elk geval niet meer wil, is zoals het nu gaat. Ik denk dat ik er helemaal mee stop. Voor een paar jaar, in elk geval tot de nieuwe baby naar school gaat.”
In de weken daarna denken we na over dit plan. Hoe langer ik dat doe, hoe blijer ik word. Omdat een groot deel van mijn werk flexibel in te delen is, kan ik als Simon de boodschappen en het huishouden overneemt, meer werken dan ik nu doe zonder dat het ten koste gaat van mijn tijd met Madelief en straks met de baby. Financieel gaan we er natuurlijk wel op achteruit, maar dat blijkt uiteindelijk nog erg mee te vallen. Als je de kosten voor twee kinderen op de crèche optelt bij de kosten die wij maken om te kunnen werken (denk: de schoonmaakster, denk: alle keren dat we uit eten gaan of iets bestellen omdat we gewoon geen puf meer hebben om te koken, denk: boodschappen niet bij de budgetsuper doen wegens geen tijd en geen zin), kom je een heel eind in de buurt van Simons salaris. De paar honderd euro die ertussen zit, zijn we meer dan bereid in te leveren voor het doel van dit alles: een relaxter leven.
Omdat Simon niet helemaal stil wil zitten, gaat hij een deeltijdstudie doen. Een lang gekoesterde wens en als hij dan toch een stapje terugdoet, kan hij dat meteen combineren. Het plan wordt steeds serieuzer en elke keer als ik hem vraag of dit is wat hij echt wil en vrees dat hij zal zeggen dat hij uiteindelijk toch niet gemaakt is voor het huisvaderschap, krijg ik hetzelfde antwoord: ja. Een paar maanden later, ergens in oktober, hakken we definitief de knoop door. Ik moet er een beetje om huilen, zo blij ben ik (en zwanger, dat ook). Het is alsof ik nu pas merk hoe we allebei op ons tandvlees lopen.
Het nieuws slaat bij vrienden en collega’s in als een bom. Símon? De carrièretijger? Huisvader? Ik ben trots als ik zie hoe hij honderd procent voor zijn beslissing staat. Hij vindt zijn kinderen belangrijker dan zijn baan, vertelt hij aan wie het maar wil horen. Het ergste wat hij kan bedenken is dat zijn kinderen later zullen zeggen dat papa er nooit was. Veel erger dan dat hij misschien niet op zijn 35e zestig man aanstuurt en een ton per jaar binnenharkt. Als het de laatste tijd al eens moeilijk is geweest om het nog gezellig te vinden, dan maakt dit heel veel goed.
Midden in de winter, een week na de geboorte van zoon Maarten, is het zover. Ik heb nog zwangerschapsverlof en dus zitten we ineens met z’n vieren thuis. Ik verwacht daar veel van. Het valt behoorlijk tegen. In plaats van met z’n allen cocoonen op de bank, lopen we elkaar vooral in de weg. Ik heb moeite mijn positie van kapitein af te staan en Simon moppert wat af. Het washok deugt niet, de kast van Madelief is een bende, de voorraadkast heeft geen systeem – gezeik om niks vind ik het. Het irriteert me mateloos, want ik vind het al knap van mezelf dat ik alles draaiende heb gehouden. In mijn eentje. Dat werp ik hem voortdurend voor de voeten, wat hij op zijn beurt ontzettend vervelend vindt, want hij zat niet bepaald op de bank te Candy Crushen of zo. Dit moet anders, vinden we allebei, maar op een of andere manier lukt dat in het begin niet zo. Gelukkig vinden we na vier weken ons ritme met Maarten, worden we allebei relaxter en gaat Simon aan de slag om zijn eigen systeem te maken in huis. Als mijn moeder na een week of zes vraagt of het niet lastig is, twee kapiteins op één schip, roep ik dat ik het prima vind geen kapitein meer te zijn. Ik word wel dekzwabber, ook goed. Simon grapt dat ik degene ben die met een drankje in haar hand op het dek ligt en dat is niet eens zo heel ver bezijden de waarheid, al mag je het drankje vervangen door een laptop.
Lees ook ‘Van Powerpoints naar duplo: mijn man stopte met werken en vond het nog leuk ook’ >
Terwijl ik langzamerhand mijn werk weer oppak, doe ik minder en minder in huis. Tegen de tijd dat het verlof er helemaal opzit, hebben we onze draai gevonden. De verdeling is heel duidelijk: hij doet alles, ik niks. Behalve zestig uur per week werken, dan. Drie dagen buiten de deur, de rest thuis. Simon doet de wekelijkse boodschappen, boent en schrobt zich een ongeluk, neemt mij alles uit handen (als ik ook maar wijs naar de wasmachine, stuurt hij me weg) en blijkt ook nog een babyfluisteraar. En mijn zorg dat hij het eigenlijk helemaal niet leuk vindt thuis te zijn – een gedachte die in mijn achterhoofd is blijven zeuren – blijkt ongegrond. Ja, hij heeft het nodig om zijn hersenen af en toe te gebruiken voor andere dingen dan het aftellen van het aantal schepjes babyvoeding, maar daar heeft hij zijn studie voor. Hij vindt het heerlijk met de kinderen bezig te zijn, wordt niet stapelgek van stereo kindergehuil (ik vind dit een mirakel, aangezien ik daar zelf bepaald niet goed in ben) en blijkt er serieus lol aan te beleven om veel geld te besparen door het afrijden van de diverse winkels voor de beste aanbiedingen. Als ik thuiskom, hoef ik niet langs een drukke supermarkt en de crèche te scheuren om als een van de laatsten een moe kind in te laden, maar word ik thuis ontvangen met een fijne maaltijd en een glas wijn.
Wat natuurlijk niet wil zeggen dat het dan allemaal hosanna is, want dat is het nergens. Zo vind ik loslaten soms echt moeilijk. Dan zit ik weer te app’en dat Madelief om tien uur bij het consultatiebureau moet zijn, terwijl Simon de afspraak zelf heeft gemaakt. Dat vindt hij vervelend. En ik erger me er weleens aan dat Simon wil doen alsof er in ons huis niet wordt geleefd, zo netjes en schoon moet het allemaal zijn. Hij zegt dingen als: “Je hebt de deur van de badkamer en de slaapkamer open laten staan, terwijl we hadden afgesproken dat we de deuren boven dicht zouden doen.” En wat ik ook heel irritant vind: als hij mij gaat uitleggen hoe mijn eigen kinderen werken. Ik ben misschien minder vaak thuis dan hij, maar ik ben nog altijd hun moeder. Al bedoelt hij het goed, ik ben op dit punt nogal gevoelig.
Er is wel een verschil met vroeger. We zijn relaxter, allebei. Bij mij is het voortdurende gevoel van ‘ik moet hier alles doen en dan ga jij ook nog lopen zeuren’ weg en dat maakt dat ik kritiek beter kan hebben. Hij is minder gestrest en daardoor brengt hij zijn punten aardiger. Bovendien vind ik Simon echt serieus leuker. Soms vraagt er iemand of ik hem nog wel aantrekkelijk vind nu hij niet meer werkt. Het verband tussen die twee dingen ontgaat me sowieso een beetje, maar als het al bestaat, dan is het eerder omgekeerd. Ik houd meer van de man die met een baby in de draagzak naar de speeltuin vertrekt dan van de gesjeesde pakmans die pijlsnel carrière aan het maken was. Ik ga blijer de deur uit als ik een slapende man en baby in ons bed heb achtergelaten dan wanneer de ochtend al drie aanvaringen heeft gekend omdat we allebei teveel willen in te weinig tijd en we weten dat er een monsterfile op ons wacht. En met dat loslaten komt het ook wel goed. Terwijl ik dit schrijf, pakt hij een koffer in, want we gaan een nachtje weg. Ik weet niet hoeveel luiers hij inpakt, ik heb geen idee wat mijn kinderen morgenavond zullen dragen naar het verjaardagsfeestje van mijn moeder, ik weet niet eens wat ik morgen zelf zal dragen. Ik vind het prima. Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan. Meer Kek Mama? Volg ons op Facebook en Instagram.