
Dit is de beste leeftijd om zwanger te worden
We hebben het allemaal wel eens gehoord: ‘De biologische klok tikt!’ Maar is er écht een beste leeftijd om zwanger te worden?
De bevalling: sommigen zien er als een berg tegenop, anderen krijgen een spirituele awakening tijdens de geboorte van hun kind. Hoe dan ook: het is altijd een verhaal op zich, wat moeders maar al te graag delen. Bij voorkeur met veel details. Deze week het bevallingsverhaal van Melanie.
Hoeveelste kindje: eerste kindje
Welke termijn: 33+1
Duur van de bevalling: 2,59 uur
Waar: in het ziekenhuis
Ja, enorm. Zoveel ik kon! Voordat ik zwanger was, genoot ik al enorm van bevallingsverhalen, dus ook tijdens mijn zwangerschap keek ik misschien wel dagelijks naar bevallingsvideo’s. Ook volgde ik de online cursus van Pleunie Teunis, waarin ik erg veel te weten kwam over de werking van mijn lijf tijdens de geboorte en welke natuurlijke middelen mij zouden kunnen helpen tijdens de bevalling. Ik had mij alleen nooit voorbereid op dat wat komen ging.
De bevalling begon veel te vroeg, met nét 33 weken op de teller werd Saar geboren.
Het is een vrijdagochtend, een herfstachtige oktoberdag in 2023. Slaperig grijp ik naar mijn telefoon op mijn nachtkastje om de tijd te checken: 07.15 uur. Mijn buik voelt zwaar en gespannen en mijn voeten zijn veranderd in gigantische olifantenpoten door het vasthoudende vocht. Het was niks nieuws. Al dagen voelde ik mij onrustig. Sinds deze week weten we dat onze kleine meid in stuit ligt, waardoor ik haar minder voel bewegen, mijn harde buiken worden regelmatiger en door een blaasontsteking heb ik het gevoel alsof mijn rug in brand staat. Ook mijn bloeddruk is als een malle gestegen. Gisteren heeft de verloskundige – om precies die laatste reden – mij naar het ziekenhuis gestuurd ter controle. Alles in mij zegt dat ik op het randje zit van een zwangerschapsvergiftiging en na wat ziekenhuisbezoeken blijkt dit ook zo te zijn. Het wordt een feestelijke dag, want Maurits en ik gaan vandaag ons geregistreerde partnerschap aan en vieren dit met een klein groepje familie. Maar ik ben totaal niet bezig met de plannen voor deze dag. Mijn eerste gedachte gaat uit naar hoe ik in vredesnaam deze dag ga overleven met alle lichamelijke klachten.
Zonder Maurits wakker te maken, probeer ik langzaam overeind te komen. Ik voel direct dat ik naar het toilet moet en waggel voorzichtig naar de badkamer. Een paar minuten later kruip ik nog snel even ons warme bed in. Toch voelt er iets niet oké. Moet ik wéér naar het toilet? Ik zoek een fijne houding om te liggen tot ik plotseling een vreemde beweging voel in mijn onderbuik. Van schrik stap ik opnieuw uit bed. Direct voel ik warm vocht langs mijn benen druipen. Terug naar de badkamer dan maar. Ik veeg met een toiletpapiertje langs mijn benen en zie dat ik bloed en vocht verlies. Het druipt niet alleen langs mijn benen, maar het belandt ook als een plasje op de badkamervloer. Wat gebeurt hier? Dit kan niet de bedoeling zijn! Zonder te twijfelen bel ik de spoedlijn van onze verloskundige. “Goedemorgen, met Wietske”, hoor ik al snel aan de andere kant van de lijn. Op een paniekerige fluistertoon leg ik haar uit wat ik zie. Ondertussen weet ik dat een verloskundige graag een foto ziet van het bloedverlies om de hoeveelheid en de kleur te kunnen beoordelen, dus app ik snel een foto van een toiletpapiertje met daarop het opgevangen bloed naar haar door. “Het is wat licht van kleur. En je verliest ook vocht? Dan denk ik toch dat je vliezen gebroken zijn, meid”, legt Wietske voorzichtig uit.
Vol ongeloof kijk ik naar mijzelf in de badkamerspiegel. “Dit mag niet, dit kan niet, dit is veel te vroeg!” stamel ik aan de telefoon. “Bel het ziekenhuis maar even”, zegt Wietske. “Sinds de controles van deze week ben je nu officieel aan hen overdragen. Zij gaan je verder helpen en kunnen checken of het echt vruchtwater is wat je verliest.” Ik ben overdonderd en zoek het telefoonnummer van de afdeling Gynaecologie. Direct krijg ik een assistente aan de lijn. Ze vertelt mij dat ik naar het ziekenhuis moet komen en wat spullen mag inpakken ‘alsof ik ga logeren’. “Niet schrikken”, zegt de assistente voorzichtig. “Maar ik moet er helaas wel bij zeggen dat – mocht je opgenomen worden in het ziekenhuis – dat het hier wel helemaal vol ligt en dat je misschien moet uitwijken naar Deventer.” Pff, ook dat nog. Wat moet ik doen? Eerst Maurits wakker maken. “Alweer naar het ziekenhuis?” Is zijn eerste reactie als ik hem zachtjes wakker schudt. “Ik verlies bloed en vruchtwater… We moeten gaan”, leg ik hem uit terwijl ik een menstruatieachtige kramp voel opkomen. We weten ons allebei geen raad met de situatie. Mijn vluchttas stond nog niet klaar, dus we pakken snel een tas in met spullen die we tegenkomen in huis en maken ons klaar om te vertrekken. Ik spring nog snel even onder de douche en probeer mezelf te herpakken.
Een half uur later rijden we richting het ziekenhuis. Maurits racet en slalomt langs iedere auto die hij tegenkomt, want het is druk op de weg. Spitsuur én het regent. Ik merk daar alleen vrij weinig van, want de krampen komen vaker en zijn intenser. Zonder na te denken pak ik de handgreep van de auto beet, sluit ik mijn ogen en puf ik de krampen weg. Ik zie wel wanneer we bij het ziekenhuis aankomen. Een kleine tien minuten later scheurt Maurits de parkeerplaats van het ziekenhuis op en parkeert de auto zo dicht mogelijk bij de ingang. Zo snel als ik kan, waggel ik door de draaideuren en de gangen van het ziekenhuis, op weg naar de lift om de afdeling Gynaecologie te bereiken. Op weg naar de afdeling golft er weer een kramp door mijn lijf. Eindelijk bereiken we de juiste verdieping en lopen we richting de balie. Een oudere assistente helpt ons verder en wijst naar een hoekje met stoelen waar we plaats kunnen nemen. “De arts komt er zo aan.” Terwijl ik plaatsneem weet ik me geen prettige houding aan te nemen en dat merkt ook de dame achter de balie op. “Kunnen jullie snel komen? Ik zie dat mevrouw niet erg comfortabel meer zit”, zegt de assistente terwijl ze de artsen oppiept. Direct staan er twee vrouwelijke artsen voor mijn neus die mij en Maurits begeleiden naar een geïmproviseerde verloskamer.
De sfeer is kalm, maar ook wat beladen. Het besef dat ik op dat moment al volop weeën heb met 33 weken dringt totaal niet tot me door. De arts installeert mij op het bed en vat de situatie samen. Ze maakt een echo, maar merkt op dat de weeën razendsnel achter elkaar komen en roept er een gynaecoloog bij. Terwijl ze een zeiltje dat onder mij ligt wilt verwisselen, spot ik zwarte smurrie onder mij vandaan komen. “Oh nee nee nee, de baby heeft in het vruchtwater gepoept hè?” roep ik naar de deskundigen in de ruimte. “Klopt, dit is inderdaad meconium.” Ik kijk naar de gynaecoloog en probeer de ernst van de situatie van haar gezicht af te lezen. Mijn vliezen zijn gebroken met 33 weken, ik lig in een overvol ziekenhuis, mijn kindje ligt in een stuit en ze heeft in het vruchtwater gepoept. Dit gaat echt helemaal mis. De gynaecoloog komt aan de rand van het bed zitten en kijkt mij recht in de ogen aan. “Ik ga je nu iets vragen wat misschien overweldigend kan zijn, maar heb je nagedacht over een eventuele keizersnede of een stuitbevalling?” Op dat moment is het 08.45 uur.
Ik raak compleet in paniek door de vraag. Anderhalf uur geleden lag ik nog thuis in bed en nu moet ik mij zorgen maken over de bevalling. De ene optie blijkt risicovol voor mij, de andere optie is risicovol voor de kleine meid. Ik stamel wat terug. Een stuitbevalling, maar ook een keizersnede zie ik allebei totaal niet zitten. Openscheuren of opengesneden worden. Hoe kan ik hier nou uit kiezen? Tijd om te kiezen heb ik niet. De weeën worden intenser en ik heb tijd en concentratie nodig om de krampen weg te puffen. De gynaecoloog stelt voor om de ontsluiting te checken. Een vreselijk gevoel, dat toucheren. “Je hebt al vijf centimeter ontsluiting, bijna zes centimeter”, vertelt de gynaecoloog. Van de spanning begin ik te lachen. In welke bizarre film zijn we terechtgekomen? Enkele minuten later word ik door meerdere artsen en verloskundigen in volle vaart naar de andere kant van de afdeling gereden. Ik sluit mijn ogen en focus mij op de gigantische storm aan weeën waar mijn lijf mee moet dealen. Veel van de rit in het ziekenhuisbed krijg ik niet mee, alleen dat Maurits geen seconde van mijn zijde wijkt.
Ik open mijn ogen wanneer ik met het gigantische bed de kamer in wordt gereden. ‘Oh jeetje, hier gaat het gebeuren’, flitst de gedachte door mij heen. Mijn bed wordt op de juiste plek geïnstalleerd en met mijn ogen gesloten probeer ik de intense weeën die sneller achter elkaar komen op te vangen. Als ik mijn ogen even open, raak ik in paniek. Maurits en ik zijn alleen in de verloskamer. Geen arts, geen gynaecoloog of verloskundige. “Er moet echt nú iemand komen! Iemand móét me helpen!” roep ik naar Maurits. We drukken op de rode noodknop en voor ik het weet staat er een verpleegkundige voor mijn neus. Een vriendelijke blondine met sprankelende ogen en een lieve, zachte stem. Ik moet gigantisch nodig plassen. Althans, dat denk ik. Ik weet niet wat ik voel. Is het plassen, poepen, komt de baby? Ik weet het allemaal niet meer. “Als je echt moet plassen, dan moet je het bed uit óf ik moet een katheter plaatsen”, vertelt de gynaecoloog die ondertussen binnen is gekomen. De blonde verpleegkundige pakt een po: een soort inklapbare stoel met daarin een gat en een teiltje. Daar mag ik op plassen. Nadat ik met moeite uit bed ben geklommen om boven de stoel m’n behoefte te doen, merk ik al snel op dat het mij niet gaat lukken om te plassen. Ik herken dit gevoel niet. Wat is dit? Wat moet ik doen? Ik trek mezelf weer van de po en kijk naar beneden. In de po is het een slagveld van zwarte smurrie… meconium. De baby heeft het moeilijk, dat kan niet anders. Ik probeer uit alle macht weer op het bed te kruipen en voel een enorme drang om met mijn knieën op bed te zitten, met mijn gezicht naar de muur. Deze houding was van korte duur. “Kom Melanie, ik wil nu dat je gaat liggen, zodat ik kan checken hoeveel ontsluiting je hebt.” Ik kán niet liggen, flitst er door mijn hoofd, maar ik doe wat er van mij gevraagd wordt. Met al mijn kracht probeer ik mij om te draaien en mij te laten vallen op het bed. “Je hebt volledige ontsluiting. Je kindje komt eraan!” zegt de gynaecoloog. ‘Oké Mel, daar gaan we’, denk ik nog. Opnieuw sluit ik mijn ogen en geef mezelf in gedachten een peptalk.
Ik voel een gigantisch druk ‘down under’ en kan het met geen mogelijkheid stoppen. Mijn lijf is uit alle macht aan het werk om de kleine meid op de wereld te zetten. “Puf die pijn maar weg”, hoor ik tegenover mij. Het is een mannenstem. Als ik mijn ogen open zie ik dat de kamer gevuld is met zeker tien verschillende mensen. Maurits, de kinderarts, de gynaecoloog, een neonatoloog en nog veel meer andere mensen in witte jassen. Een paar van hen staan om mij heen, de andere helft staat in de hoek. Zij maken de couveuse klaar waar ons meisje gecheckt gaat worden. Al heb ik op dat moment nog geen flauw idee wat ons allemaal te wachten staat en hoeveel mensen er in de startblokken staan om ons kindje een goede start te geven. Ik voel ineens dat de baby er nu écht bijna is. ‘Moet ze dáár doorheen?!’ gonst de gedachte door mijn hoofd, terwijl ik de zogeheten ring of fire voel. Ik voel dat ik helder bij geest ben en dat ik mentaal gigantisch ben gefocust op: nu, nu, nu! Je kunt het! Het duurde slechts een paar persweeën tot Saar uiteindelijk op de wereld kwam. Eerst met haar kontje en beentjes, en toen de rest van haar lijfje. Om 10.21 voel ik hoe haar kleine, glibberige lijfje wordt opgevangen door de artsen en hoe ze op mijn borst wordt gelegd. Ze is er! Maurits staat bij mij en heeft de eer om als kersverse papa de navelstreng door te knippen. Gelukkig zijn er foto’s van gemaakt, want ik krijg het moment op dat moment helemaal niet mee. Slechts een paar seconden ligt Saar op mijn borst, althans zo voelt het. Ze wordt meteen overgepakt, gecheckt en meegenomen naar de afdeling neonatologie. Maurits gaat met haar mee. Twee uur en een paar hechtingen later mag ik eindelijk naar haar toe, mijn dochter.
Heel intens, overweldigend, maar ook magisch. Iets wat ik moeilijk onder woorden kan brengen. In mijn geval ging de bevalling razendsnel. Echt tijd om te beseffen dat Saar geboren zou worden had ik niet. Ik werd op dat moment geleefd en keerde direct in een bubbel. Mijn lichaam wist op dat moment écht wat het moest doen en daar probeerde ik zoveel mogelijk aan toe te geven. De persdrang en bijbehorende pijn die ik uiteindelijk voelde was gewoon niet te stoppen en dat vond ik echt bizar om mee te maken.
“Oh, meisje! Wat heb je een haar”, is het eerste wat ik zei. “Dank je wel”, is wat daarop volgde. Ik bedankte het hele medische team wat op dat moment in de verloskamer stond. Daarna duurde het echt een tijd tot ik daadwerkelijk iets voelde of dacht. Alles ging zo snel en we moesten ons zo overgeven aan de situatie. Pas toen ik gehecht was en alleen in de verloskamer lag om bij te komen, had ik een moment om stil te staan bij wat er zojuist allemaal gebeurde. “Ze is er én ik leef nog. Ik heb het gewoon gedaan!”
Heel positief! Ondanks de onzekerheid en angst die bij deze vroeggeboorte kwamen kijken, kijk ik heel goed terug op de bevalling. Omdat ik op het randje zat van een zwangerschapsvergiftiging, voelde ik mij snel na de geboorte al een stuk beter en verdwenen mijn klachten bij wijze van spreken als sneeuw voor de zon. Saar bleek al snel een powerprematuur en deed het na de bevalling ook ontzettend goed. Gelukkig heb ik fysiek niet veel overgehouden aan de bevalling. Wel heb ik mentaal heel veel moeite gehad met de vroeggeboorte. Het abrupte einde van de zwangerschap deed mij ontzettend veel verdriet, maar achteraf had het om meerdere redenen zo moeten zijn en was het een geboorte met een gouden randje.
Leuk feitje: omdat Saar zo snel was geboren, grapten wij en onze familie dat het feestje van ons geregistreerde partnerschap nog best door kon gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Amper vijf uur na de bevalling stonden onze dierbaren én de trouwambtenaar in de verloskamer om Maurits en mij te ‘trouwen’. Saar wilde dit belangrijke feestje simpelweg niet missen.
Heb vertrouwen in je lijf. Je lichaam weet écht wat het moet doen en is ervoor gemaakt om een kindje op de wereld te zetten. Fysiek, maar ook zeker mentaal kun je veel meer aan dan je in eerste instantie misschien denkt. Mama’s (to be), jullie rocken dit!