Eerste kerstdiner op school: ‘Een halfuur later belde zijn juf’
Het is spannend, zo’n eerste kerstdiner op school. En dan kan je kleine in al z’n enthousiasme de festiviteiten íets te ver door trekken.
Een leerkracht vertelt aan Kek Mama wat ze meemaakt. Deze keer: Juf Beryl (27) geeft les aan groep twee.
Maandagmiddag, groep twee, op de terugweg van de kinderboerderij. Ik ben een van de chauffeurs die de kinderen heen en weer brengen. Op mijn achterbank zitten Rebecca, Jim en David, alle drie zes jaar oud. Er ontspint zich een gesprek over dieren, waarin kippen de hoofdrol spelen. Die hebben we in groten getale door de boerderij zien zwerven, met schattige kuikentjes. Rebecca vond hen zelfs zo leuk dat ze zelf een kip zou willen zijn. “Juf, waarom zijn wij geen kippen?” bespiegelt ze. “Komt dat door de Here Jezus?” Ik geef les op een christelijke school, vandaar dat ze deze vraagt stelt. Terwijl ik nadenk over een antwoord, snijdt een andere automobilist me af. “Eikel”, foeter ik. “Wat zegt u?” vraagt Rebecca. “Ik zag daar een eikel liggen, van de herfst nog”, zeg ik snel. “Waar dan?” vraagt Rebecca. “Daar, maar nu zijn we er net voorbij.”
David wil ook iets weten. “Juf, kunnen vissticks zwemmen?” “Nee”, zegt Jim, de slimste van de klas. “Vissticks zijn geen vissen. Ze zijn gemaakt door mensen.” David denkt na. “Zijn ze gemaakt van vis?” “Ja,” zegt Jim, “anders zouden het koeiensticks zijn. Of poezensticks.” Stilte. Dan zegt Jim: “Poezen zijn roofdieren. Weet je waarom? Omdat ze muizen vangen en doden en opeten.” Hij voegt er haast wreed aan toe: “En ook kippen.” Rebecca veert op. Zij heeft een poes, Kruimeltje genaamd. “Is dat waar juf?” vraagt ze dringend. “Ja”, zeg ik. “Maar er gaan maar heel weinig kippen dood door poezen, hoor. Meer gewoon, door andere dingen.” Ik denk aan de bio-industrie, mijn stokpaardje – ik ben vegetariër en lid van Wakker Dier. Rebecca stapt over op de hemel. “Juf, als kippen doodgaan, komen die dan ook bij de Here God?” Ik denk opnieuw aan de bioindustrie. “Het wordt dan wel druk in de hemel, Rebecca”, zeg ik. “Maar het kan heel goed.” Rebecca: “Als je in de hemel komt, is het niet erg om dood te gaan.”
Lees ook: ‘Juf, ik hoop niet dat ik vandaag doodga, want ik mag morgen gaatjes in mijn oren’ >
Het gesprek wordt steeds ingewikkelder, ook omdat ik zelf niet gelovig ben. Dat was nog even een punt bij mijn sollicitatiegesprek. Onze directeur vond het jammer. Maar in deze tijden van lerarentekort is hij blij met elke leerkracht, dus hij stapte eroverheen. Om het goed te maken zei ik dat ik wel enorm geïnteresseerd ben in de Bijbel, als cultuurgoed. Ik geef er graag les in. En mijn goede vriend Matthijs, die op sterven ligt, gelooft wel. Met hem praat ik er weleens over, hij gaat ervan uit dat hij in een prettig hiernamaals zal belanden. Het enige wat hij naar vindt, is dat zijn geliefden zo veel verdriet hebben. “Ik denk dat het vooral erg is voor de mensen die van je houden”, besluit ik. “Die moeten je dan missen.” Stilte. De kinderen kijken peinzend uit het raam. David zegt: “Ik wil dat mijn mama en papa nooit doodgaan.” Deze rit zal ik niet gauw vergeten. Waarom zijn we eigenlijk geen kippen, mijmer ik. Die hoeven tenminste niet na te denken over dit soort levensvragen. Maar dan wel kippen op een kinderboerderij. Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan. Meer Kek Mama? Volg ons op Facebook.